Gepubliceerd op 30-05-2019

Koekoeken

betekenis & definitie

Familie: Cuculidae Koekoeken Onderfamilies: Cuculinae Echte koekoeken (Chalcites, Clamator, Chrysococcyx, Cuculus, Eudyamis, Hierococcyx), Coccyzinae Regenkoekoeken (Coccyzus), Phaenicophaeinae Bontsnavelkoekoeken (Rhopodytes, Eanclostama), Crotophaginae Ani’s (Crotophaga), Geococcyginae Langpootkoekoeken (Geococcyx), Couinae Coua’s (Coua), Centropodinae Spoorkoekoeken (Centropus)

De familie van de koekoeken telt 128 soorten, waarvan er 50 broedparasiet zijn. De meeste leven in bossen, eten insekten en hebben een onopvallend grijs of bruin verenkleed, dat vaak aan de onderzijde dwars gebandeerd is. Vele soorten vertonen metaalglanzen op de bovenzijde. Een bijzonderheid is hun voorkeur voor harige rupsen, die door vrijwel alle andere vogels gemeden worden. Ze hebben een luide, heldere roep, waarmee ze in het voorjaar hun territorium afbakenen. Onze eigen inheemse koekoek, die over bijna de hele wereld voorkomt, is bij iedereen zo bekend, dat we in vrijwel alle talen zijn naam als een klanknabootsing van zijn roep terugvinden.

Bij de kleinere soorten gaan de oeklanken over in i-klanken. De wijfjes maken giechelende geluiden. De koekoek is het standaardvoorbeeld van de broedparasiet, die geen eigen nest bouwt, zijn eieren niet uitbroedt en geen jongen grootbrengt. Hetzelfde verschijnsel vinden we bij nog een aantal andere vogels in diverse families, maar steeds als uitzondering. Onze koekoek parasiteert op bijna 90 soorten „gastheren“, allemaal zangvogels, waaronder vooral grasmussen, karekieten en kwikstaartjes. Zijn eieren zijn door hun geringe grootte en door kleur en tekening aangepast aan die van de gastheer of waardvogel.

Hij legt in totaal 4-5 eieren, in elk nest slechts één. Het koekoeksjong vertoont, zodra hij uit het ei komt, de neiging alles wat zich verder in het nest bevindt over boord te werken, waaronder eieren en jongen van de waardvogel. Lukt dit niet dan verflauwt deze neiging geleidelijk, maar in de praktijk is de jonge koekoek ook dan nog alleen, omdat hij veel sneller groeit, veel harder schreeuwt en een veel grotere oranje bek heeft. Daardoor krijgt hij steeds het meeste voer, zodat zijn nestgenoten verhongeren. Dit is noodzaak voor het pleegkind, omdat hij zeer veel moet eten en in grootte spoedig zijn pleegouders overtreft. Deze zijn niet in staat eigen jongen van vreemde te onderscheiden.

De niet afgebeelde kuifkoekoek, genoemd naar een klein kuifje, legt zijn eieren in de nesten van kraaien, eksters, gaaien en glansspreeuwen. In het Middellandse Zeegebied lijken zijn eieren het meest op die van de ekster. De maleise-valkkoekoek lijkt door zijn dwarsbandering op vele stootvogelsoorten. Hij parasiteert op piepers en vliegenvangers. De kleinste soorten in deze familie vinden we onder de goudkoekoeken. De smaragdkoekoek heeft een karakteristieke metaalglans over zijn veren. De bronskoekoeken hebben vaak op hun rug een donkerviolette glans, zoals de hier afgebeelde soort, die er zijn naam aan dankt.

< >