Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Werkgelegenheidsstructuur

betekenis & definitie

Hierbij worden de werkzame personen, zowel werknemers als zelfstandigen, gegroepeerd in productiesectoren: landbouw, industrie en diensten. Voor een wat preciezer beeld werkt het CBS met negen bedrijfstakken of nog verfijnder met 54 bedrijfsklassen.

De ontwikkeling van Groningen valt te typeren als ‘van agrarisch gewest tot moderne regio’. Het agrarische karakter hield ook een sterke relatie in met de industriële verwerking van agrarische producten (landbouwindustrie). Ambachtelijke nijverheidsbedrijfjes voorzagen de landbouw van machines en gereedschappen. Modernisering in de landbouw deed de absolute en relatieve werkgelegenheid in deze sector teruglopen. Ook de modernisering in de industrie bracht een dergelijke relatieve teruggang, en een verschuiving naar modernere productierichtingen (chemie en aluminium, bijv. Akzo Nobel, Aldel).

Ook het meer betrokken raken bij een economisch nationaal en internationaal netwerk behoort hiertoe (economie). Daarnaast kreeg de economische dienstverlening een diverser beeld (Veem&Factor; Groningen Seaports). Werkte in Groningen in 1947 nog een kwart van de beroepsbevolking in landbouw en visserij, in 1960 was dat percentage terug gelopen tot ruim zestien. De nijverheid omvatte in 1947 ruim 31% en in 1960 bijna 40% van de beroepsbevolking. Zien we de rest als werkzaam in de zeer diverse dienstensector, dan omvatte die in 1947 en in 1960 zo’n 44%. Werkten er in 1930 nog ca. 40.000 mensen in de landbouw en visserij, in 1960 waren dat er 27.300 en in 1997 zo’n 10.000.Het relatieve werkgelegenheidsaandeelvan zeven bedrijfstakken voor 1930 en 1986: Al komt het algemene beeld van Groningen overeen met het landelijke, in Groningen liep de agrarische werkgelegenheid toch sneller terug dan die van Nederland. De bedrijfstakken ‘banken, verzekeringen, zakelijke dienstverlening’ en ‘overige dienstverlening en overheid’ maakten een sprong van 19 tot 44%. Wel bleef de ontwikkeling van de commerciële-dienstensector in Groningen wat achter bij de gemiddelde landelijke ontwikkeling.

De absolute werkgelegenheidsgroei per bedrijfstak van 1994 t.o.v. 1989:

De delfstoffenwinning, (in Groningen minder dan één procent van de werkgelegenheid) is hier buiten beschouwing gelaten. Duidelijk wordt dat de dienstensector voor de werkgelegenheid steeds belangrijker is geworden. Tot de ‘overige diensten’ behoren de bedrijfsklassen ‘onderwijs’ en ‘gezondheidsdiensten’, die in 1993-94 samen met de bedrijfsklasse ‘detailhandel’ het grootste aantal werkzame personen omvatten. Ook ‘openbaar bestuur’, ‘maatschappelijke dienstverlening’ en 'overige dienstverlenende bedrijven’ vallen onder ‘overige diensten’. De sterke aanwezigheid van de detailhandel moet mede worden toegeschreven aan het kunnen doen van bestedingen door ontvangen sociale uitkeringen. Daarnaast spelen voor Groningenstad de studenten een rol, alsmede het de provinciegrens overschrijdende verzorgingsgebied van met name Noord-Drenthe.

In de periode 1989-1994 vond bijna 30% van de netto groei aan provinciale werkgelegenheid plaats in de bedrijfstak ‘zakelijke dienstverlening’ (vooral economische advisering, accountancy en boekhouding, reclame en arbeidsbemiddeling). Van 1985 tot 1995 bleef de werkgelegenheidsontwikkeling van Groningen gemeten in het arbeidsvolume van werknemers achter bij de landelijke trend.

Bij het procentuele beeld voor de bedrijfstakken voor 1998 (voor werkzame personen met een baan van >12 uur/week) in vergelijking met beeld van Groningen met dat van de andere noordelijke provincies en het nationale, valt opnieuw af te lezen dat landbouw en industrie, maar ook de bouw, ten opzichte van de landelijke cijfers oververtegenwoordigd zijn en dat voor de zakelijke diensten en de overige diensten een ondervertegenwoordiging geldt. Een nadeel voor Groningen (maar in feite voor het gehele Noorden) is dat de werkgelegenheidsgroei in de voor Groningen ‘sterke’ sectoren als landbouw en industrie respectievelijk negatief en zeer gering is. De zakelijke dienstverlening vormt landelijk de motor van de werkgelegenheidsgroei; een sector die juist in Groningen wat minder sterk vertegenwoordigd is.

Lit.: Regionaal Economische Verkenning 1999. Ruimtelijke Economie RUG (Groningen 1999); H.J. ter Bogt en H. Copinga, Van agrarisch gewest tot moderne regio 1937J9S7. ETI Groningen (Groningen 1987); F.J. Sijtsma, Arbeidsmarktanalyse Provincie Groningen. REG-publikatie 6 (Groningen 1995).

< >