Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Wal, gabinus de

betekenis & definitie

(Leeuwarden 1785 - Groningen 1833)

Jurist. Studeerde in Groningen sedert 1802. Aanvankelijk heeft hij klassieke talen gestudeerd, maar hij ging over naar de studie in de rechten onder leiding van S. Gratama en Duymaer van Twist. Hij promoveerde in 1808. In zijn proefschrift liet hij zich kennen als een volgeling van de opvattingen van Kant.

Hij was achtereenvolgens advocaat, koninklijk notaris en rechter in Leeuwarden. Op aanbeveling van zijn leermeester Gratama werd hij in 1816 hoogleraar aan de hogeschool in Franeker. Daar doceerde hij Romeins recht, natuur- en strafrecht; hij vervulde er ook de functie van bibliothecaris. Toen in 1821 C.A. van Enschut (1778-1835) uit Groningen naar Utrecht vertrok, volgde De Wal hem op. Hij gaf staats-, volken- en strafrecht. Hij bezat een grote bibliotheek, waarvan ter gelegenheid van de verkoop in 1835 een catalogus verscheen.

In hem waren de historisch rechtsgeleerde, de rechtswijsgeer en de uitnemende docent vereend. Dichter was hij ook en een ‘waar vaderlander’. Hij schreef immers in 1814 ‘De vernedering en verlossing des Vaderlands’ in twee zangen. In 1829 - een jaar voor het uitbreken van de Belgische Opstand - prees hij de Nederlandse burgerlijke maatschappij: zij zou boven die van andere volken staan. Zijn Inleiding tot de wetenschap van het Europesche volkenregt werd in 1835 door C. Star Numan uitgegeven. In zijn voorwoord prees deze hem om zijn ‘allesomvattende geleerdheid’ maar merkte ook op: 'Groote geleerden schrijven slecht en ook in dit opzicht toonde De Wal zich een groot geleerde’.

[Linssen]

Lit.: Boeles, ‘Levensschetsen', 131-132.

< >