Gron.: Olsde.
Gehucht in de gemeente Reiderland ten Z.O. van Beerta; vanhier loopt naar Ulsda de Ulsderweg. Het wordt van Klein-Ulsda ten Z.O. ervan gescheiden door de rijksweg A7 en de Westerwoldsche Aa. Ook hiervandaan loopt een Ulsderweg naar de buurtschap, die zelf aan de weg Ulsda ligt. Het gehucht ligt op een zandeilandje te midden van zeeklei op enkele honderden meters ten Z. van de spoorlijn Groningen-Nieuweschans.
Ulsda vormde oudtijds een parochie; ten gevolge van de overstromingen was het een eilandje in de Dollard van 14 ha. In 1562 kocht de stad Groningen hier grond en liet zij om de aanslibbing heen in 1616 de Herensloot graven ten N. van Ulsda. Aan de zuidzijde maakte de stad aanspraken op de Tjuchen (buitendijkse gronden) en op de Hamlanden. De Beertsters kwamen in verzet en de stad stuurde soldaten. Men wilde klagen in ‘s-Gravenhage, maar Groningen antwoordde in 1637: ‘Soo emand muchte reysen / nae den Haghe / om te klage / hij soude verliesen sijne krage...’ Sebo Huninga bracht de zaak in 1640 voor stadhouder Frederik Hendrik; de stad werd echter in het gelijk gesteld en Huninga werd uit de provincie verbannen. In 1650 kwam men tot een vergelijk.
In 1657 werd de Beertsterdijk gelegd van Stoksterhorn naar Nieuweschans; Ulsda was nu geen eiland meer; er was een aanwinst van 225 ha land.
In 1562 vermeld als Ulswida, samengesteld uit wida = bos, en ulle (mansnaam), dus: Ulle’s bos.
Lit.: A.J. Smith, ‘Het eiland Ulsda’, GVA 1901, 196224; A.J. Smith, ‘Nog iets over het eiland Ulsda’, GVA 1901, 239.