Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Uithuizen

betekenis & definitie

Grom: Oethoezen.

Hoofddorp van de gemeente Eemsmond, gelegen ten Z.W. van de Eemshaven aan de spoorlijn Groningen-Roodeschool (met station). Tot 1979 hoofdplaats van de gelijknamige gemeente, van 1979 tot 1990 van Hefshuizen (Uithuizen en Uithuizermeeden). Bij de gemeentelijke herindeling van 1990 werden hieraan Usquert, Warffum en Kantens nog toegevoegd, eerst onder de oude naam Hefshuizen, sinds 1992 onder Eemsmond. Tot de gemeente Uithuizen behoorden ook de buurtschappen Moeshorn, Holwinde, Oldorp, Bovenhuizen, ’t Lage van de Weg, Katershorn, Oudedijk, Middendijk, Uitendijk en Valom (deels).

Het dorp ontstond in de 9de-10de eeuw toen ten Z.O. van de reeds bewoonde kwelderwal (Ripe) huiswierden werden opgeworpen. Aan de nieuwe nederzetting werd de naam Uthuson gegeven: de buitenwaarts gelegen huizen. In de 11de eeuw werd het een zelfstandig kerspel. Het schip van de aan St.-Dionysius gewijde hervormde kerk dateert uit het tweede kwart van de 13de eeuw, het driezijdig gesloten koor uit het midden van de 15de eeuw. Aan de noordzijde werd omstreeks 1500 een kapel gebouwd. In 1793-1794 is naar plannen van Berend Harms uit Uithuizermeeden een brede noordelijke zijbeuk toegevoegd.

Schip, koor en zijbeuk zijn in steen overwelfd. De schilderingen op de schipgewelven zijn nog niet blootgelegd; die op de muren en gewelven van het koor laten o.a. de wederkomst van Christus, Adam en Eva, St.-Jacobus en St.Catharina zien. De kerk bezit rijk meubilair, voornamelijk uit het begin van de 18de eeuw, met een hoog, het koor afsluitend herengestoelte voor de familie Alberda, in 1703 ontworpen door A. Meijer en gesneden door J. de Rijk. Het orgel is in 1699-1700 door A. Schnitger gebouwd: de kas is van A.

Meijer, het snijwerk van J. de Rijk. Zij maakten in 1713 ook de preekstoel. In de zijbeuk hangen vier rouwborden voor bewoners van de Menkemaborg. De kerk is rijk aan zerken, de oudste uit 1560. De oorspronkelijk vrijstaande, later door een laag tussenlid met de kerk verbonden toren heeft een aan de buitenzijde met opnieuw gebruikte tufsteen beklampte onderbouw van bak- en tufsteen; het bovenste bakstenen gedeelte stamt vermoedelijk uit 1679-1681.

De aan St.-Jacobus gewijde katholieke kerk is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met ingebouwde westtoren, in 1858-1861 naar ontwerp van J.F. Scheepers gebouwd. Het interieur heeft zeer geleden door een in 1957 uitgevoerde verbouwing, waarbij de stenen pijlers door ijzeren kolommen zijn vervangen en een deel van de neogotische inventaris is opgeruimd. De kerk bezit een zandstenen Golgothavoorstelling (ca. 1550) en kruiswegstaties uit het atelier De Fernelmont (ca. 1890).

De gereformeerde kerk is in 1866 naar ontwerp van P.E. Marema gebouwd met een geveltoren uit 1892 van T.R. Huizinga; in 1905 voegde Y. van der Veen een zijvleugel toe. De kerk bezit sinds 1907 een door de fa. Wakker gebouwd orgel. Voor het overige heeft het interieur door vernieuwingen in 1957-1958 en 1990 zijn waarde verloren.

De doopsgezinde kerk dateert uit 1868; zij bezit een neo-classicistische preekstoel uit de eerste helft van de 19de eeuw.

De Menkemaborg, van oorsprong een klein steenhuis, werd in 1614 vergroot. Omstreeks 1700 door de familie Alberda verbouwd en verfraaid, waardoor de huidige vorm ontstond. Medewerking verleenden schrijnwerker-architect Allert Meijer, de beeldsnijder Jan de Rijk en de schilder Herman Collenius. Rond de borg werd een Nederlandse baroktuin aangelegd. Tot 1902 door de Alberda’s bewoond. In 1921 schonk de familie Lewe van Nijestein de borg aan het Groninger Museum.

Nu is het een voor het publiek opengestelde, stijlvol ingerichte borg met herenkamer, damessalon, zaal, bibliotheek, slaapkamer, eetkamer, keuken en kelder. De 18de-eeuwse baroktuin met theehuis is in de 20ste eeuw gereconstrueerd. De borgen Almersma, Engersum (1855) en Ringeweer(1716) zijn verdwenen. De molen ‘De Jonge Jan’ is een achtkante bovenkruier uit 1866.

Vooral na 1850 groeide het dorp sterk met de Hoofdstraat (winkelstraat) en Schoolstraat (dichte bebouwing) als assen. Na aanleg van de spoorlijn Sauwerd-Roodeschool in 1893 werd het gebied tussen Schoolstraat en spoorlijn volgebouwd. Na 1920 groeide de plaats verder uit ten N. van de spoorlijn en ten Z.O. van de dorpskern. In de monumentale boerderij Huize Tocama is het Museum 1939-1945 gevestigd.

De Uithuizerpolder, 924 ha groot, ontstond in 1827 door de afsluiting met de Uithuizerpolderdijk. In latere tijd werden ten N. hiervan nog de Eemspolder en Emmapolder op de zee gewonnen; zij liggen ten Z. van het Uithuizerwad, voltooid in 1940.

Schimpnamen voor de inwoners: Peerdevilders, Peerdrieders en Kedellappers.

Lit.: A. Bolt, De Moeshorn te Uithuizen (ca. 900-1994) (Rotterdam 1995); A. Bolt, 150 Jaar Gereformeerde kerk Uithuizen (Uithuizen 1985); F.J. Veldman en L Veldman-Planten, De Menkemaborg (Doorn 1984); A. Bolt, Geschiedenis van Uithuizen; van de Middeleeuwen tot en met 31 december 1978 (Uithuizen 1982); P.J. Zandt, A.

Bolt, C.G. Reinders, K.S. Heyning-Reinders, De boerderijen in het gebied van de Noorder Afdeling en de Afdeling Uithuizen en Omstreken van de Groninger Mij van Landbouw (Uithuizen 1978); Jb. Vinhuizen en H.P. Coster, De borg Menkema te Uithuizen (z.p. 1929).

< >