Groninger Regentengeslacht. Oudst bekende voorouder is Obele to Loppersum (eind 15de eeuw).
Diens kleinzoon Tyasse Hayens, eigenerfde, ondersteunde evangelische predikanten te Loppersum (1566) en kwam op Alva’s confiscatielijst. Zijn zoon Hayo Tjassens (ca. 1565-1604) werd rentmeester van de geestelijke goederen tot Sint-Maarten. Van Hayo’s zonen Tyasso (ca. 15881641) en Johan Tjassens (1598-1670), beiden raadsheer en burgemeester, is vooral de laatste bekend geworden. Johan raakte als burgemeester betrokken in het Gildenoproer (1657) en kon slechts het vege lijf redden in de Martinikerk. Te Groningen studeerde hij filologie, wijsbegeerte en rechten. Hij maakte een grand tour door Europa. Als secretaris van de hoofdmannenkamer (1626-1641) stelde hij het naar hem genoemde klauwboek samen.De 18de-eeuwse Tjassensen stammen af van de derde broer Albert (1600-1661), gezworene. Diens achterkleinzoon Cornelis Tjassens (1701-1784) was raadsheer en burgemeester (1763). Cornelis’ ene zoon Herman Tjassens (1735-1809) werd eveneens raadsheer. De andere, de jurist Samuel Wolter Tjassens (1739-1814), was sinds 1780 secretaris van de Hoge Justitiekamer en in de 'Bataafs-Franse tijd lid van de opeenvolgende departementale besturen. Vader en zoons waren staats- respectievelijk patriottisch-gezind.
Lit.: Hempenius-Van Dijk, Weeskamer, Van der Meer, Patriotten; L.J. Noordhoff, ‘Het klauwboek van Johan Tiassens’, Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 36 (1968) 89-115.