Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Steenhuis, jacob frederik

betekenis & definitie

(1883-1957)

Zoon van het schoolhoofd te Westernieland; geoloog. Promoveerde op een onderzoek naar de diluviale ondergrond van Friesland en Drenthe (1916). Hij voltooide zijn vaders nagelaten geschrift Indijking van den Noordpolder (1803-1819) en gaf dat uit. Hoewel hij zelf enkele korte verhalen in het tijdschrift Groningen en het Maandblad Groningen schreef, werd hij vooral bekend als deskundige op het gebied van de Groninger taal en letterkunde. Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het Grunneger Genootschop stelde hij een Gedenkboek samen (1957). Postuum verscheen De Groninger dialectliteratuur (1960).

Deze eerste - in grote lijnen betrouwbare - poging in kort bestek (40 pagina’s) een overzicht van de Groninger literatuur te geven, heeft de nodige kritiek ondervonden. Zo is Steenhuis, een man van de brede Groninger Beweging, door de generatie van schrijvers van na 1945 verweten te weinig kritisch te staan ten opzichte van het literaire gehalte van de door hem behandelde oudere auteurs. Hij verzorgde in Dörp en Stad gedurende een aantal jaren het afdelingsnieuws.

Lit.: J.S. Niehoff, ‘De Groninger dialectliteratuur, nagelaten werk van Dr. J.F. Steenhuis’, Cultureel Maandblad Groningen 3 (1961) 119-120.

< >