Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Rijkens, roelf gerrit(s)

betekenis & definitie

(Garmerwolde 1795 - Groningen 1855)

Zeer verdienstelijk onderwijs- en opvoedkundige. Rijkens begon als ondermeester te Haren (1809), daarna was hij bijschoolhouder van een winterschooltje in Onnen (1809-1812), organist en schoolmeester van de Lutherse weeshuisschool; weldra verbond hij hieraan een bijzondere school van de tweede klasse (dag- en kostschool), die zoveel opgang maakte, dat hij zich genoopt zag zijn post als organist en weeshuisschoolhouder neer te leggen. In 1835 behaalde hij nog de eerste rang. Hij was een van de grondleggers van een verbeterd onderwijs. Hij was schrijver van een aantal uitmuntende lees- en schoolboekjes voor de eerste klasse (1822-1824), meisjesscholen (1827) en tweede klasse (1827-1829). Tevens was hij auteur van talrijke handleidingen: voor het leesonderwijs (1822, een synthetische klankmethode), de spel- en taalkunde (1824), het tekenonderwijs (1824), het schrijfonderwijs (1827), de vormleer (1830), het rekenonderwijs (1834), het gymnastiekonderwijs (1843), de bewaarschool (1846) en het aanschouwelijk onderwijs (1846, beïnvloed door Pestalozzi).

Hij publiceerde verder in opvoedkundige tijdschriften en was werkzaam voor het Gesticht voor bejaarde onderwijzers, onderwijzeressen en onderwijzersweduwen. Ook kwam vooral door zijn toedoen het weduwen- en wezenfonds (1835) en het ondersteuningsfonds voor onderwijzers (1844) in de provincie Groningen tot stand.

Lit.: F.J. Rijkens, De levensbeschrijvingen van drie generaties Rijkens in het onderwijs met hun voorouders en hun nakomelingen: een familieonderzoek (Groningen 1997).

< >