Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Patrocinium

betekenis & definitie

De heilige(n) aan wie de bescherming van een kerk bij haar wijding is toevertrouwd en tot wiens of wier ere de kerk benoemd is. Ook: patroonheilige.

In de christelijke kerk sinds de 4de-5de eeuw gebruikelijk. Veelal werd een heilige gekozen van wie men een reliek bezat; ook wel volgde het verwerven van een reliek op de keuze van de patroonheilige. Behalve kerken zijn kapellen, altaren en klokken aan heiligen gewijd, later ook geestelijke orden, broederschappen etc. In de regel wijdde men het hoofdaltaar van een kerk aan de patroonheilige van die kerk. Bij een nieuwe wijding, bijv. na herbouw, kan verandering van het patrocinium optreden. Dubbelpatrocinia komen voor, hetzij sinds de eerste wijding (vooral vaste combinaties: Fabianus en Sebastianus, Cosmas en Damianus), hetzij naderhand door toevoeging van een tweede heilige (bijv. de kerken van Loppersum en Usquert die beide aan Petrus en vervolgens ook aan Paulus zijn gewijd).Als patrocinia worden aanvankelijk vooral engelen (Michael), de H. Maagd Maria, apostelen en andere vroege martelaren gekozen. Ook een wijding aan geloofsmysteriën (de H. Drievuldigheid, het H. Kruis, later het H. Hart van Jezus, Maria ten Hemelopneming) komt voor, zij het in Groningen zelden.

De keuze kan zijn bepaald door de landsheer, de hogere of lagere adel, de bisschop of een kloosterorde, wanneer deze een beslissend aandeel in de stichting van een kerk hadden. Tijdens en na de kruistochten namen de ‘Oosterse’ patrocinia (bijv. Catharina, Georgius, Nicolaas) sterk in aantal toe. Voor de na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (1853) in Noord-Nederland gebouwde r.-k. kerken viel de keuze dikwijls op de missionarissen Willibrordus en Bonifatius.

In Groningen zijn veel kerken aan Maria gewijd (bijv. Der Aa-kerk Groningen, Krewerd, Oosterwijtwerd, Uithuizermeeden, Westerwijtwerd, ’t Zandt); van de apostelen zijn Petrus, al dan niet later samen met Paulus (Leens, Loppersum, Pieterburen, Usquert, Wagenborgen, Zuidbroek), Bartholomeus (Beerta, Noordlaren, Siddeburen, Stedum), Jacobus de Meerdere (Bellingwolde, Feerwerd, Zeerijp) en Andreas (Spijk, Westeremden) favoriet. Van de andere heiligen geldt dit vooral voor Nicolaas (Appingedam, voorheen Der Aa-kerk Groningen, Haren, Oldenzijl, Onstwedde, Oosternieland), Stephanus (Holwierde, Noorddijk), Georgius (Stitswerd, Westerlee) en Vitus (Doezum, Winschoten). Aan de Groninger heilige Walfridus zijn de kerken van Bedum en Helium gewijd.

Lang niet alle patrocinia in Groningen zijn bekend; vooral in het Westerkwartier is de kennis omtrent veel patrocinia verloren gegaan. Anderzijds heeft de Reformatie in veel plaatsen geen breuk betekend; niet alleen bleven enkele kerken nadrukkelijk naar de patroonheilige genoemd (bijv. Martinikerk en Walburgkerk Groningen, Nicolaikerk Appingedam), ook werden naam en/of afbeelding van de patroonheilige o.a. aangebracht op de toren van Westerlee (Georgius, 1776), op een klok in Winschoten (Vitus, 1773) en zelfs op een avondmaalsbeker in Meedhuizen (Laurentius, 1639). Tegenwoordig wordt het oude, dikwijls hervonden patrocinium veelvuldig gebruikt om de identiteit van kerk en dorp te accentueren.

Aanwijzingen voor het patrocinium van kerk of altaar kunnen worden gevonden in stichtingsoorkonden, schenkingsakten, koopcontracten, testamenten, kerk- en priesterzegels, kerkenrekeningen, beschrijvingen van kerkeland, visitatieberichten, klokopschriften, enz. Vaak zijn twee van elkaar onafhankelijke bronnen noodzakelijk. Anders dan in sommige Duitse Länder en bisdommen is een volledig overzicht van alle bekende Groninger patrocinia van kerken en altaren tot dusver niet gepubliceerd.

[De Olde]

Lit. W. Deinhardt, ‘Patrozinienkunde’, Historisches Jahrbuch 61 (1936) 174-207; H.J. Kok, Proeve van een onderzoek van de patrocinia in het middeleeuwse bisdom Utrecht (Assen 1958); J.B. Lehner, ‘Patron’ in: Lexikon für Theologie und Kirche VIII (Freiburg 1963) 187-191; H.G. de Olde, ‘Sint-Pancratius in Godlinze’, Groninger Kerken 8 (1991) 5-11.

< >