Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Landbouwcoöperaties

betekenis & definitie

Dienen als verlengstuk van agrarische ondernemingen, om gezamenlijk een voordeel te behalen dat ten goede komt aan de afzonderlijke bedrijven. Kwamen in de tweede helft van de 19de eeuw sterk opzetten en droegen door hun materiële succes bij aan de emancipatie van de boerenstand.

De coöperatie werd een gewaardeerde ondernemingsvorm, niet alleen omdat de welvaart op het boerenbedrijf steeg, maar ook omdat de boeren beseften dat de coöperatieve bestuursvorm de afhankelijkheid van de individuele boer verminderde.Aanvankelijk was het slechts een zeer beperkt aantal boeren dat gezamenlijk een coöperatie oprichtte. Zo waren er coöperaties voor verwerking van agrarische producten (fabrieksaardappelen, zuivel en stro), maar ook aan- en verkoopcoöperaties waarmee de boeren hun positie tegenover de particuliere handel verstevigden. Ook bekend zijn de coöperatieve boerenleenbanken, die later samen met de eveneens coöperatieve Raiffeisenbanken in het zuiden het Rabo-concern vormden.

Toenemende schaalvergroting en rationalisering dwongen ook de oorspronkelijk kleine coöperaties zich om te vormen tot grote concerns. Daarmee verplaatste zich het hoofdkantoor van deze bedrijven naar buiten de provincie. Wel bleven productie- en handelsvestigingen in Groningen over. Nu in 2000 ook coöperaties worden gedwongen zich als multinationale ondernemingen te gedragen, vinden intern discussies plaats over structuurveranderingen, bijvoorbeeld door omzetting in een (Besloten) Vennootschap; daarmee neemt wel de betrokkenheid van de leden af.

Recentelijk worden opnieuw (kleine) coöperaties gestart, bijvoorbeeld waar boeren gezamenlijk initiatieven ontplooien op het gebied van natuur- en landschap. Men spreekt dan van milieucoöperaties.

< >