(Groningen 1873 - Wassenaar 1955)
Kunstschilder en illustrator. Leerling van Academie Minerva (1885-1893). Werkte daarnaast bij de drukkerijen Wolters en Casparie, waar hij werd opgeleid tot lithograaf. Vertrok in 1894 naar Bremen, waar hij studeerde aan de Kunstgewerbeschule (1894-1895) en assistent werd van de historieschilder Arthur Fitger. Volgde lessen aan de Rijksakademie te Amsterdam (1895-1897) en keerde daarna terug naar Duitsland, waar hij tot 1909 bleef. Werkte mee aan verschillende muurschilderingen (o.a. in Hamburg, Bremen en Oldenburg).
Jetses kwam in 1901 contact met uitgeverij J.B. Noordhoff, hetgeen resulteerde in een opdracht voor het illustreren van vier leesboekjes Dicht bij huis, geschreven door H. Scheepstra en J. Ligthart (verschenen in 1902 en 1903). Andere series van dezelfde auteurs zou hij ook van illustraties voorzien, zoals Nog bij moeder, De wereld in!, Pim en Mien, Ot en Sien, Buurkinderen, Blond en Bruin. Voor de nieuwe leesmethode die de auteurs, samen met M.B.
Hoogeveen, ontwikkelden, ontwierp Jetses ondermeer het leesplankje met ‘aap-noot-Mies’. Verder vervaardigde hij vele schoolplaten.
Jetses illustreerde ook boeken, waaronder Afke's tiental door Nienke van Hichtum (1903) en het Groot Vertelboek voor de Bijbelse Geschiedenis door Anne de Vries (1939/1940).
Lit.: P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880 ('s-Gravenhage 1981) 250; J.A. Niemeijer, De wereld van Cornelis Jetses (Groningen 1976).