Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Jensema, asina arentine (sien)

betekenis & definitie

(Stedum 1896 - Garderen 1994)

Belangrijkste Groningstalige prozaschrijfster uit Noord-Groningen van na WOII. Was daarnaast redactioneel actief door haar betrokkenheid bij de voortzetting van het oude Maandblad Groningen (vanaf januari 1947, waarvoor als richtsnoer gold ‘het beste te geven wat er in poëzie en proza in een Gronings dialect wordt geschreven') en algemener cultureel door haar streven in het organiseren van tentoonstellingen en ontmoetingen (Stemer Kring) op haar ouderlijke boerderij Niehof te Stedum.

Begon vanaf 1927 ongeveer gelijktijdig te publiceren als dichteres onder eigen naam in het Maandblad Groningen en als prozaschrijfster in hetzelfde orgaan onder het pseudoniem M. ten O. Kort daarna stopte ze als dichteres om vervolgens onder eigen naam vrijwel alleen nog verhalend proza uit te geven, dat onder andere gekenmerkt wordt door een zeer verzorgde vorm en oog voor het psychologische aspect. Nieuw zelfstandig werk van haar kwam min of meer eens per tien jaar uit, maar delen daarvan waren veelal tussentijds in tijdschriften verschenen.

Velen beschouwen haar eerste werk, de novelle Berend Kopstubber (1939), als het hoogtepunt uit haar oeuvre. Na een (ook voor haar eigen gevoel minder geslaagd) uitstapje naar Nederlandstalig proza met Edema’s, roman van het Groninger Hoogeland (1941) keerde ze definitief terug naar het Gronings. Voor de omvangrijke roman Hidde Betuun (1952), die het boerenleven van het begin van de eeuw beschrijft, ontving ze de Culturele Prijs van de Provincie Groningen, tegelijk met de etser Riekele Prins. Veel lichtvoetiger van inhoud is haar overzetting van Uilenspiegel naar het Noord-Groningen van de 20ste eeuw, Oelenspaigel ien Stad en Ommelanden (1966). Meer psychologisch getint is Aalbert (1970). Sien Jensema vertrok in de tijd dat ze als schrijfster begon naar ’s-Gravenhage, vooral met het doel om in Leiden colleges bij Albert Verwey te kunnen volgen.

Kort voor de oorlog vestigde ze zich in het Veluwse Garderen, waar ze bijna al haar werk schreef. Haar vrije bewerking van het bijbelboek Ruth (1984), geschreven in reactie op wat door een vertaalcommissie Oude Testament gepubliceerd was, bezorgde haar de literaire prijs van de stichting ’t Grunneger Bouk. Haar overige zelfstandige Groninger werk werd in het verlengde van de toekenning hiervan (in zeer licht gewijzigde vorm) gebundeld uitgegeven (1987). In 1989 verscheen een bundeling van 37 verhalen die alleen in tijdschrift of krant (Het Vrije Volk) waren opgenomen: Oet ’t laand van de olie wieren.

[Reker]

Lit: S.J.H. Reker. ‘Sien Jensema: Waarom is dat mooi?’ in: Cursus Gronings (Groningen 1986) 105-129.

< >