Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Hofstee, evert willem

betekenis & definitie

(Westeremden 1909 - Wageningen 1987)

Opgegroeid in Nieuw-Beerta. Studeerde na de HBS in Winschoten aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam bij S.R. Steinmetz sociografie (1928-1933). In 1937 werd hij benoemd tot medewerker van de NETO (Noordelijke Economisch-Technologische Organisatie) in Groningen en bleef daar als sociaal-econoom (en later ook als waarnemend directeur) tot 1946 aan verbonden. Van zijn hand verscheen o.a. de NETO-publicatie Sociaaleconomische problemen der Groninger Veenkoloniën (1943). In 1937 verdedigde hij zijn proefschrift Het Oldambt, een sociografie.

Deel I: Vormende krachten. Van een deel II is het echter nooit gekomen. Hij schetste in zijn analyse de ontwikkeling van een klassenmaatschappij van landarbeiders en boeren, zoals deze nergens anders in ons land tot ontwikkeling kwam. De veelzijdigheidseis bij de bestudering van sociale verschijnselen van zijn Amsterdamse leermeester kwam tot uitdrukking in zowel zijn dissertatie als in zijn openbare les bij zijn aantreden in 1938 als privaat-docent sociografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zo zag hij als grondwet van de sociale wetenschappen een eeuwigdurende en alzijdige wisselwerking tussen alle sociale verschijnselen. Een economisch-geografische benadering oordeelde hij als te beperkt.

In 1943 volgde zijn benoeming tot adviseur voor sociale en economische aangelegenheden van de Directie van de Wieringermeer en van de Dienst der Zuiderzeewerken. In mei 1946 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar in de sociale en economische geografie, benevens de sociale statistiek aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Een leeropdracht die later, overeenkomstig zijn opvattingen, werd omgezet in die van de empirische sociologie en sociografie. Pogingen van de RUG eind 1947 begin 1948 om Hofstee als hoogleraar naar Groningen te krijgen, liepen op niets uit. Hofstee was en bleef in Wageningen. Wel bleven er - zeker in de eerste Wageningse periode - publicaties over Groningen van zijn hand verschijnen: Beschouwingen over de economische structuur van de stad Groningen en haar toekomstige industriële ontwikkeling (1948), Groningen van grasland naar bouwland, 1750-1930.

Een agrarisch-economische ontwikkeling als probleem van sociale verandering (1985). In 1949 werd dan ook niet een leerling van Steinmetz benoemd tot hoogleraar Economische en Sociale Aardrijkskunde aan de Faculteit der Economische Wetenschappen in Groningen, maar HJ. Keuning. Van Vuuren, leermeesterpromotor van Keuning in Utrecht, zag in Wageningen zijn deeltijdfunctie in 1946 overgaan in een gewoon hoogleraarschap voor Hofstee. [De Bruin]

Lit.: J.N.H. Elerie en P.C.M. Hoppenbrouwers (red.), Het Oldambt, deel 2. Nieuwe visies op geschiedenis en actuele problemen. Nederlands Agronomisch-Historisch Instituut (Groningen 1991).

< >