(Leer, Oost-Friesland 1802 - Groningen 1886)
Studeerde letteren, daarna theologie in Groningen (1819). In 1826 volgde zijn theologische promotie. Hij was sterk beïnvloed door zijn leermeesters, de hoogleraren H. Muntinghe en T.A. Clarisse. Hervormd predikant in Ulrum (1826-1829), hoogleraar in Groningen (1829-1872) en schoolopziener (1833-1861).
Hofstede de Groot stond kritisch ten opzichte van de officiële hervormde kerkleer en liet zich pas als predikant bevestigen, nadat hij tot het inzicht was gekomen dat de kerk van zijn dagen de predikanten vrijliet ‘de Hervormde kerkleer naar het Evangelie te zuiveren’. Dit pleidooi voor leervrijheid leverde veel kritiek van traditioneel-orthodoxe zijde op. Samen met zijn collegae J.F. van Oordt en L.G. Pareau (beiden leerlingen van de Utrechtse filosoof Ph.W. van Heusde) vormde hij een driemanschap dat de basis legde voor de zogenaamde Evangelische of Groninger Richting. Volgens de aanhangers van deze richting is ‘het voornaamste in het Christendom: de openbaring en opleiding door God in Jezus Christus ons gegeven, om ons Gode steeds gelijkvormiger te maken’. De opvoeding van de mensheid door God is het belangrijkste van het christendom, meer dan verzoening en bekering.
Hofstede de Groot schreef vele artikelen waarin de persoon van Christus centraal stond. Scherp werd hij aangevallen, toen hij in 1834 in zijn Gedachten over de beschuldiging tegen de leeraars der Nederlandsche Hervormde Kerk stelde dat de proponenten de kerkleer moesten aanvaarden voorzover (quatenus) en niet omdat (quia) die leer overeenkwam met Gods woord. In 1842 en 1843 werd Hofstede de Groot bekritiseerd door de ‘Zeven Haagse Heren’, die zelfs de afzetting van het genoemde driemanschap eisten. Hij had evenwel vele aanhangers onder de Groninger studenten, die hem op 13 maart 1843 een serenade bij fakkellicht brachten.
Dat Hofstede de Groot belang aan een christelijke opvoeding hechtte, blijkt ook uit zijn schoolopzienerschap. Hij was voorstander van openbaar onderwijs met een algemeen christelijk karakter. Bij de opening van een nieuwe school in Winsum in 1860 zei hij onder andere: ‘Stelt Jezus voor als den volmaakt heiligen mensch (...). Geeft onderricht in de bijbelse geschiedenis.’ Aangezien dit in strijd was met de Wet op het Lager Onderwijs van 1857, die neutraliteit voorschreef, kwam Hofstede de Groot in conflict met de minister, wat uiteindelijk tot zijn ontslag als schoolopziener leidde.
Hofstede de Groot heeft heel veel geschreven in het blad van de Groninger Richting, Waarheid in Liefde (1834-1872). Verdere uitgaven zijn onder meer De Groninger godgeleerden in hunne eigenaardigheid (1855) en speciale studies over Wessel Gansfort (1871) en over de Broerkerk in de stad Groningen.
[Boneschansker]
Lit.: Biografisch Lexicon Geschiedenis Nederlands Protestantisme I, 248-251; E.J.F. Smits, ‘De plaats van professor Dr. P. Hofstede de Groot in het leven van het 19e eeuwse Groningen’, GVA 1954, 72-100; J.M. Boon-Hofstede de Groot, Het leven van Petrus Hofstede de Groot (Rotterdam 1914); J.B.F. Heerspink, Dr.
P. Hofstede de Groot’s leven en werken (Groningen 1898).