(’s-Gravenhage 1808 - Bedum 1890)
Studeerde theologie in Groningen (1826), daarna hervormd predikant in Vierhuizen en Zoutkamp (1832), Losdorp (1837), Oldebroek (1851), Oud Alblas (1856), ’s-Grevelduin-Capelle (1857) en Spijk (1864-1873, emeritaat).
Du Cloux was een voorvechter van de traditionele gereformeerde leer in de Hervormde Kerk. In de periode van zijn predikantschap in Vierhuizen was hij de eerste die een klacht bij het classicaal bestuur te Ulrum indiende tegen zijn collega Hendrik de Cock, omdat deze kinderen uit Du Cloux’ gemeente doopte. Na de Afscheiding van De Cock nam Du Cloux onder bescherming van soldaten de dienst te Ulrum waar. Hij behoorde tot de 'Christelijke Vrienden tot herstel der Kerk’. Sinds 1852 was hij redacteur van het tijdschrift De wachter op Sions muur en in 1856 medeoprichter van de vereniging ‘Vrienden der Waarheid’. Hij opponeerde tegen de wijze waarop de Evangelische Gezangen waren ingevoerd, en tegen het plan van de synode om een nieuwe bijbelvertaling uit te geven.
Lit.: Biografisch Lexicon Geschiedenis Nederlands Protestantisme III, 75-76.