Een uit de Pekela’s stammende familie, die vooral bekendheid verwierf door een kruidenbitter. Omstreeks 1780 vestigde de Groninger stamvader van de familie Catz zich in de Pekela’s waar hij het beroep van drogist uitoefende.
Volgens een familielegende vervaardigde hij al vanaf zijn vestiging elixers. Maar het was zijn zoon Bernard Haimans Catz (Dov Beer ben Chaim Katz) die het bedrijf tot bloei bracht. Twee van zijn kinderen, Israël en Leon, vertrokken in 1857 naar de stad Groningen en stichtten hier de handelsmaatschappij Firma Gebroeders Catz. Het doel van de firma was de handel in drogerijen, verf- en kruidenierswaren, wijn, gedistilleerd en likeuren. Dit bedrijf zou uitgroeien tot een van ’s werelds belangrijkste handelfirma’s in specerijen. In 1882 werd het zelfs het belangrijkste onderdeel van de eerbiedwaardige Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam, die tot op de dag van vandaag als houdstermaatschappij aan de Amsterdamse effectenbeurs een notering heeft.
In 1884 vestigde de oudste zoon van Bernard Haimans Catz, Salomon, zich eveneens in Groningen. Aan de Damsterkade opende hij een bedrijf voor de vervaardiging van elixers onder de naam Catz en zoon van Pekela. Grondslag hiervoor was nog steeds het geheime recept van zijn grootvader. Grote landelijke bekendheid kreeg het product van de firma doordat het werd bezongen in het liedje De Sweepstake van de joodse cabaretier Louis Davids.Lit.: E. Schut, Geschiedenis van de joodse gemeenschap in de Pekela’s 1683-1942: geschiedenis van de begraafplaats en overzichten van de joodse bevolking (Groningen 1991); E. Schut, ‘Bernard Haimans Catz’ in: Van Dijk en Foorthuis, Vierhonderd jaar Veenkoloniën, 48-51.