Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Canter

betekenis & definitie

Verschillende families in de steden Groningen en Leeuwarden.

1. Geslacht in de stad Groningen, gedocumenteerd vanaf het begin van de 15de eeuw, beroemd vanwege de vele geleerden die eruit voortkwamen. Bijna alle mannelijke leden van deze familie studeerden aan universiteiten, terwijl de dochters als geleerde zusters in verschillende kloosters intraden. Stamvader Gelmer Canter (vermeld 1413-1446) komt voor als brouwer en zijlrechter van de stadshamriken. Zijn zoon Johan Canter (ca. 1425 - ca. 1505) werd bekend als lid van de Aduarder Kring. Openbare functies bekleedde hij niet. Volgens latere verhalen zou in zijn huis uitsluitend Latijn gesproken zijn, ook door het personeel. Hij had drie dochters, Beerte, Gebbe en Lamme, en drie zoons, Andreas, Johan en Jacob Canter (gest. ca. 1539). De laatste schreef de Dialogus de Solitudine en was vicaris te Emden. Van Andreas Canter wordt verhaald dat hij als tienjarige reeds doctor werd en vanwege zijn geleerdheid aan het keizerlijke hof in Wenen geroepen werd.

Een andere zoon van stamvader Gelmer Canter was Harmen Canter, van wie drie dochters als non in het klooster Selwerd intraden en wiens zoon Peter Canter in het buitenland overleed.

Geert Canter, de derde zoon van Gelmer, had vier kinderen: Gebbe en Hille, nonnen te Selwerd, Peter en Gelmer Canter. Laatstgenoemde was tussen 1494 en 1521 vele jaren raadsheer en secretaris van de stad Groningen en in die hoedanigheid betrokken bij vele diplomatieke missies. Hoewel hij zes zoons had, stierf het geslacht halverwege de 16de eeuw met zijn kleindochter Kunne Canter uit. De roem van het geslacht Canter maakte dat nazaten van de andere gelijknamige families een afstamming van de oude Groninger Canters pretendeerden.

2. Geslacht uit Leeuwarden. Willem Canter (ca. 1480-1540) was brouwer en raadsheer te Groningen. Zijn zoon Lambert Canter (ca. 1513-1553) studeerde in Keulen en Leuven, doceerde rechten in Orléans en werd vervolgens raadsheer in het hof te Utrecht. Zijn nazaten bekleedden hoge ambten in Utrecht en waren beroemd vanwege hun geleerdheid.
3. Geslacht uit Emden. Joachim Canter (ca. 1505-1546) studeerde in Rostock en Leuven en was rentmeester in Groningen. Zijn weduwe trouwde Egbert Alting. De nazaten van Joachims zoon Johan Canter, raadsheer tussen 1570 en 1586, bleven na de reductie katholiek. Deze tak stierf in de 18de eeuw uit, maar de naam leeft in de vrouwelijke lijn voort in de familie Canter Cremers. Johans broer Joachim Canter (1537-1591) was verschillende jaren gildrechtsheer en gezworene en werd stamvader van de hervormde tak van deze familie. Zijn gelijknamige zoon en kleinzoon klommen op tot de hoogste ambten die in de stad te vergeven waren, en hun nazaten trouwden met leden van Ommelander adellijke geslachten. De familie stierf in mannelijke lijn uit met Jan Poppe André Canter (1723-1800), secretaris van Weststellingwerf.

< >