Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Camper, petrus

betekenis & definitie

(Leiden 1722 - ’s-Gravenhage 1789)

Geneeskundige. Begon zijn medische studie in Leiden in 1734. Hij bekwaamde zich ook in praktische zaken zoals tekenen en hout bewerken. In 1746 promoveerde hij in de filosofie en geneeskunde en specialiseerde zich vervolgens in verloskunde. Hij werd in 1750 hoogleraar in Franeker voor wijsbegeerte, anatomie, chirurgie en dierkunde; in 1755 te Amsterdam voor anatomie en chirurgie tot 1760. Daarna studeerde hij drie jaar op zijn landgoed Klein Lankum te Franeker.

Van 1763 tot 1773 was hij hoogleraar te Groningen voor genees-, ontleed-, heel- en kruidkunde. Camper was een typische empiricus. In Groningen vernieuwde hij het onderwijs door geneeskundige hulp aan niet-bedlegerige patiënten te verbinden aan praktisch onderricht voor aankomende medici, wat men nu poliklinisch onderwijs noemt. Hij deed veel aan publieksvoorlichting en beoefende ook de gerechtelijke geneeskunde. Met zijn collega Van Doeveren gaf hij leiding aan de bestrijding van de veepest die rond 1776 in Groningen en omstreken woedde. Daarover gaf hij een aantal openbare colleges. De vroedschap benoemde hem in of na 1754 tot stadsgeneesheer.

Campers wetenschappelijke verdiensten liggen in de vergelijkende anatomie. Hij vergeleek vogels, zoogdieren, apen en mensen. Als kenmerk van de verschillende menselijke rassen stelde hij de gelaatshoek vast. Hij ontdekte in 1762 de gehoorgang van vissen en de toegang van de lucht tot de holle beenderen van vogels. In die tijd werd het meeste onderzoek verricht buiten de universiteiten door geleerden en begaafde amateurs. Na tien jaren professoraat gaf hij er dan ook de voorkeur aan onbelemmerd te studeren op Klein Lankum, waar hij een beroemd kabinet opbouwde.

Ook bemoeide hij zich niet zonder eigenbelang met de bedijking van Friesland.Camper was buitensporig ijdel en wilde ook politieke ambten vervullen. Omdat hij sinds 1787 lid en ten slotte voorzitter was van de Raad van State, bracht hij zijn twee laatste levensjaren in ’s-Gravenhage door. Het politieke slot van zijn leven heeft hem, behalve van de zijde van stadhouder Willem V, weinig waardering gebracht. Zijn zinspreuk was Aut bene aut non, men doet iets goed of men doet het helemaal niet.

[Linssen]

Lit.: C.E. Daniels, Het leven en de verdiensten van Petrus Camper (Utrecht 1880): C. Doets, De geneeskunde van Petrus Camper (Leiden 1948); J. Schuller tot Peursum Meijer en W.R.H. Koops (red.), Petrus Camper (1722-1798) onderzoeker van nature (Groningen 1989).

< >