Ambachtsliedjes zijn liederen waarin een aantal beroepen tegen elkaar wordt afgewogen, meestal om uit te maken welke ambachtsman voor een meisje de meest geschikte huwelijkskandidaat zal opleveren. Ze hoorden tot de populairdere Groninger volksliederen.
Het bekendste is wel Haide bollen mit holle botter dat eindigt met de voorkeur voor een schippertje. In Mien dochter, wilst toe trouwen, een lied in dialoogvorm (vader - dochter) wordt de voorkeur aan een boer gegeven: n Boer hebben wil ik wel! Zoepenbrij, dat lus ik wel!Tot het arbeidsrijm kan men zowel de vele scheld- en spotrijmpjes op beroepen rekenen (Sniederdewiet, / Mit scheer op zied, / Mit naai op maauw, / Zo gaat sniederdewiet op sjaauw; Schoumaker pikkedroad, / Naait zo voak n vaalze draad; e.d.), alsook de ritmische rijmen die opgezegd werden bij bepaalde werkzaamheden om deze gemakkelijker te laten verlopen (arbeidsliederen), zoals dit karnlied: Botter kaam, / Dikke stokken, / 't zei wel lokken, / 't Zei wel goan, / Nog het ons Annoa / 't Kaam nait doan.
Lit: P. Groen, 't Grunneger Zangbouk II (Winschoten 1958) 66-75; Ter Laan, Riemkes, 9-14, Volksleven II, 10.