Rode wijn uit de Bordeaux, Frankrijk
De Médoc staat boven aan de lijst van de grote sub-districten in de Bordeaux en wordt door menig expert beschouwd als het belangrijkste wijndistrict ter wereld op het gebied van rode wijnen van hoge kwaliteit. De hoeveelheid goede wijn die de Medoc produceert en de weergaloze flessen die sommige châteaux afleveren in aanmerking genomen lijkt deze mening volkomen gerechtvaardigd.
De Médoc is het prototype van een rode Bordeaux die door het ouder worden een subtiel bouquet verkrijgt dat doet denken aan rozen of viooltjes, of de ondefinieerbare geur van het lentebos of verse aarde oproept. Wanneer men deze wijnen vergelijkt met die van Saint-Emilion, die voller en hartiger zijn, komen ze als vrouwelijk en delicaat uit de bus. In plaats van de koningen worden ze vaak de koninginnen van de rode wijnen genoemd. Wanneer ze de kans hebben gehad naar behoren te rijpen bezitten de Médocwijnen een wonderlijke verfijning. De allergrootste kunnen nog worden gedronken wanneer ze 60 jaar oud zijn, ja zelfs ouder: zo’n fles bevat een schitterende, mollige wijn die nog vol leven is.
Op enkele uitzonderingen na wordt in dit gebied alleen maar rode wijn gemaakt, en er is geen enkele witte wijn die recht heeft op de Appellation HautMédoc. De wijnen uit de wijngaarden van Margaux - welke het dichtst bij Bordeaux liggen - zijn het vrouwelijkst; naarmate men meer in de buurt komt van Saint-Estèphe (dat op ongeveer 65 km van Bordeaux ligt) worden de wijnen voller. Dit is de globale indeling van de Haut-Médoc, het beste distria van de hele streek met een eigen appellation contrôlée die op alle etiketten wordt vermeld. De naam Médoc wordt gegeven aan wijnen die afkomstig zijn uit de zone ten noorden van Saint-Estèphe, d.w.z. daar waar het schiereiland van de Médoc nauwer wordt in de richting van Soulacsur-Mer en Verdon-sur-Mer, tegenover welke stad de Gironde uitmondt in de Atlantische Oceaan. Dit distria produceert tafelwijnen van hoge kwaliteit. Er zijn tal van coöperaties, waarvan één een capaciteit heeft van ruim 30 000 hl; deze is gevestigd in Bégadan, op 25 km van Pauillac. De beroemdste wijnen zijn echter die uit de Haut-Médoc.
Naast deze 2 appellations contrôlées Médoc en Haut-Médoc - waarop alle wijnen uit dit gebied, die voldoen aan de strenge minimum normen, recht hebben, zijn er 6 gemeenten in de HautMédoc die hun eigen appellation hebben, namelijk → Margaux, → Saint-Julien, → Saint-Estèphe, → Pauillac, → Moulis en → Listrac. Hoe nauwkeuriger de benaming, hoe voornamer de wijn. Een Margaux zal bijvoorbeeld veel karakteristieker zijn en aan hogere kwaliteitsnormen voldoen dan een wijn met de veel algemenere benaming Médoc, of zelfs Haut-Médoc. In de praktijk is het zo dat men de fijnste wijnen uit de HautMédoc kortweg Médoc noemt. Van de 61 geklasseerde crus liggen er 55 in de 4 beroemdste gemeenten.
Natuurlijk kunnen de wijnen hier in een goed wijnjaar uitzonderlijk hoge toppen bereiken, maar in een slecht jaar komen ze nooit ver onder hun normale niveau. Een goed gemaakte Médoc uit een slecht jaar zal ook dan nog een heel plezierige wijn zijn, daar de grote châteaux hun wijn immers altijd vakkundig bereiden. De produktie uit de beste wijnjaren zal enige tijd nodig hebben om tot volle rijping te komen, terwijl die uit andere jaren veel eerder op dronk zal zijn.
Het woord Médoc zou een verbastering zijn van het Latijnse in medio aquae, wat slaat op de geografische situatie in het midden van het water, tussen de Atlantische Oceaan en de Gironde. Dit schiereiland met zijn zanderige bodem vol stenen is ongeveer 100 km lang en amper 25 km breed. De strook land die met wijnstokken is beplant is zeer smal. Die waar de grote wijnen vandaan komen is echter nog veel smaller, een niet meer dan 3 km brede strip op beide oevers van de Gironde. De rest van de Médoc bestaat uit pijnbossen, afgewisseld met velden en hier en daar wat wijnstokken waarvan de wijn de algemene benaming Bordeaux draagt. In het westen lopen de bossen door tot de hoge duinen langs de Atlantische kust.
De wijngaarden op de beste strook liggen op kluitjes bij elkaar. In het wijncentrum van Pauillac hangt een grote kaart (9 x 1,80 m) met daarop een afbeelding van het panorama van de Médoc waarop alle geklasseerde châteaux, met nog een paar andere, staan aangegeven. Men kan meteen zien dat de wijngaarden voornamelijk liggen rond Margaux, Saint-Julien, Fauillac en Saint-Estèphe en dat daartussenin grote open plekken zijn. Dat heeft een heel simpele reden. Margaux ligt op een klein heuveltje, terwijl Pauillac en SaintEstèphe op steilere hoogten liggen. Het laagland daartussen, waar de kleine riviertjes doorheen stromen die uitmonden in de Gironde, is niet zo geschikt voor de wijnbouw.
Bij het bestuderen van een geologische kaart van dit gebied kan men voor dit verschijnsel een verklaring vinden. Dit uit het Quartair daterende land, waarvan de bodem tegenwoordig met stenen en kiezels is bedekt, ziet eruit als kleine strandjes, omringd door nieuwe aanslibsels die op het laagland zijn terechtgekomen. De op dit terrein groeiende wijnstokken mogen niet één van de grote herkomstbenamingen van de Médoc voeren. De oudste kiezelgrond van de Médoc dateert uit het einde van het Tertiair en het begin van het Quartair. In die tijd zouden de langzaam vanaf de verre Pyreneeën naar beneden komende gletsjers langs de Gironde zijn gegleden waarbij ze de rechteroever steil omhoog schoven. Bij het smelten lieten de gletsjers op de bodem steengruis uit hun morenen achter. Deze kleine steentjes hebben in de Médoc een speciale betekenis: zij slaan de hitte die de zon overdag uitstraalt als het ware op om hem ’s nachts af te staan aan de lage wijnstokken.
De bodemgesteldheid is in de Médoc natuurlijk even belangrijk als overal elders. Het zijn juist de kiezelachtige terreinen die de wijnen hun klasse geven. Ook andere elementen spelen echter een rol, zoals klimaat, druiverassen en kweek- en vinificatiemethodes. Het Atlantische zeeklimaat is in de Médoc duidelijk zachter en vochtiger dan in andere districten in de Bordeaux. Geen enkele wijnbouwzone van de Bordeaux ligt zo dicht bij de oceaan als de Médoc, en de Gironde, die het gebied aan de oostkant begrenst, is op het moment dat hij langs Pauillac en Saint-Estèphe stroomt zo breed als een zee.
De Cabernet Sauvignon is de specifieke druivesoort in de Médocwijnen; de gebruikte hoeveelheid kan variëren, maar bedraagt doorgaans 60%. De Cabernet franc, Merlot, Malbec en Petit-Verdot worden ook gebruikt, maar in kleinere hoeveelheden. Een fractie van het wijngaardenbestand bestaat uit de Carménère, een vrij zeldzaam ras; andere zijn er niet toegestaan. Hoe meer Cabernet Sauvignon een wijn bevat, des te harder zal hij zijn in zijn jonge jaren, maar des te langer zal ook zijn levensduur zijn. In het algemeen wordt er tot 30% Merlot aan toegevoegd om de wijn een soepeler evenwicht te geven. De wijnen die de meeste Merlot bevatten zullen slechts in zeer zonnige jaren tot volle rijpheid komen, terwijl de hardere wijnen daarentegen, die de minste Merlot bevatten, zich beter zullen houden, zelfs in minder goede jaren.
Men laat de wijnstokken ongeveer 35 jaar lang druiven produceren. Daarna worden ze gerooid en vervangen door andere. In enkele goede wijngaarden houdt men er nog een ouderwetse methode op na, d.w.z. men laat elke individuele wijnstok zijn maximum leeftijd bereiken, waarna hij pas na zijn afsterven wordt vervangen. Maar in de meeste gevallen doet men het op een andere, veel eenvoudiger manier: van tijd tot tijd vervangt men de wijnstokken per perceel. Bijna alle wijnboeren doen hun uiterste best om de wijnstokken zo lang mogelijk in leven te houden hetgeen de kwaliteit van de wijn ten goede komt, want hoe ouder de wijnstok, hoe beter de wijn.
Deze werkwijze is echter nogal kostbaar, niet alleen omdat er meer mankracht voor nodig is, maar ook, en dat telt nog zwaarder, omdat de wijnstok aan rendement inboet wat hij aan kwaliteit wint; vooral in zijn laatste levensjaren daalt zijn produktie heel snel.
De wijnoogst in de Médoc begint meestal in de laatste dagen van september; in één op de 6 jaar in oktober en in één op de 80 in augustus. Het spreekt vanzelf dat hoe warmer de zomer, des te eerder er wordt geoogst. Eraflage (of égrappage - ontsteling) is verplicht. Voor dat karwei bestaan tegenwoordig machines: geperforeerde, ronddraaiende metalen pijpen; de druiven en het sap vallen door de gaten, terwijl de steeltjes naar de bodem van de pijp worden meegenomen. Op heel kleine wijngoederen, en daar waar men oude tradities in ere houdt, slaat men de trossen tegen een rooster, zodat de druiven als het ware door een zeef vallen terwijl degene die slaat de stelen overhoudt. Er is eindeloos gediscussieerd over de vraag welke van deze 2 methodes de beste is, maar tot nu toe heeft nog niemand kunnen aantonen dat een van de 2 kwalitatief betere wijnen zou produceren.
Na van alle stelen en steeltjes te zijn ontdaan doet men het sap met de schilletjes in de gistkuip, waarin het samen met de pitjes moet gisten. De most krijgt dan kleur - de pigmenten zitten immers in het velletje van de druif - en neemt een hoeveelheid tannine op, wat zijn duurzaamheid moet waarborgen.
Op de meeste wijngoederen worden de wijnen zo’n 12 tot 25 dagen in de gistkuip gelaten, waarna ze worden afgetapt en van hun schilletjes ontdaan. Vervolgens moeten ze 16 tot 24 maanden op het vat blijven alvorens te kunnen worden gebotteld. Op een enkel wijngoed laat men de wijn nog wat langer dan gebruikelijk in de grote cuves gisten, waardoor de wijn nog meer extract en tannine krijgt. Dergelijke krachtige wijnen hebben een langere rijpingstijd nodig alvorens ze op dronk komen. Dit kan echter alleen met wijnen die voor hoge prijzen worden verkocht, want het is een kostbare zaak. In 1855, ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Parijs, werden de wijnen van de Médoc (en de Scuternes) geklasseerd door een commissie van makelaars uit Bordeaux, die hun oordeel voornamelijk baseerden op bevindingen uit de afgelopen 100 jaar.
Deze klassering in 5 categorieën, van Premier Cru tot Cinquiime Cru, is duidelijk aan een herziening toe, al is hij nog volkomen up to date voor de Premiers Crus: ChateauLafite, Chüteau-Margaux en ChateauLatour. Hiertoe rekende men toen ook ChSteau-Haut-Brion, wat gezien de kwaliteit van zijn wijn volkomen terecht was maar wat geografisch niet klopte, want dit chateau ligt niet in de Médoc, maar in de Graves. Verder hoort het in 1855 tot Deuxième Cru geklasseerde ChateauMouton-Rothschild eindelijk ook bij de Premiers Crus wegens de kwaliteit van zijn wijn en de prijzen die ervoor worden betaald. Evenzo zitten er tussen de Deuxièmes, Troisièmes, Quatrièmes en Cinquièmes Crus wijnen die best van categorie zouden kunnen veranderen (voor een meer uitgebreide uiteenzetting hierover → CLASSIFICATIE VAN BORDEAUXWIJNEN).
De Crus Bourgeois en Crus Artisans werden in 1855 na de 61 grootste geklasseerd. Er zitten echter heel goede wijnen tussen, die eigenlijk een promotie naar een van de betere crus waard zijn. De classificatie van 1855 is te vinden in het aanhangsel. Een door schrijver dezes in 1958, en nog eens in 1978 gedaan voorstel tot herziening van de Classificatie van Bordeaux wordt besproken in het artikel over BORDEAUX, na het gedeelte over de CLASSIFICATIE. Daarin wordt duidelijk aangetoond dat de classificatie van 1855 in veel gevallen niet meer in overeenstemming is met de werkelijkheid.