Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Targums

betekenis & definitie

of Targumim, meervoud van Targum, dat „vertaling” beteekent, is oorspronkelijk de algemeene Joodsche naam voor de vertalingen der Heilige Schrift uit het Hebreeuwsch, maar is de staande naam geworden voor de vertalingen der Oud-Testamentische Bijbelboeken in het Arameesch.

Deze Targums zijn ontstaan door de praktijk, die al van vroege tijden af in de Synagoge bestond, om een deel van den Pentateuch en daarna van de Profetische boeken voor te lezen in het Hebreeuwsch.

Langzamerhand kwamen er vele Joden, die het Hebreeuwsch niet goed meer kenden.

Voor dezen werd nu het Hebreeuwsch direct bij de voorlezing overgezet in het Arameesch, dat ze wel verstonden. Zulk een vertaler heette metorgeman, dat van denzelfden stam is afgeleid als Targum.

Deze oorspronkelijk vrije, mondelinge vertaling kreeg nu allengs een vaste gestalte, werd opgeteekend, en is ons bewaard in de Targums. Er zijn Targums op alle Oud-Testamentische boeken, behalve Ezra, Nehemia en Daniël.

Zoo heeft men

1. op den Pentateuch:
a. de zgn. Targum Onkelos, zoo genoemd naar Onkelos of Aquilas, een proseliet, die nu eens leerling en vriend van Gamaliël I, dan weer tijdgenoot van Rabbi Eliëzer en Rabbi Jozua genoemd wordt, en die dus öf in de eerste of in de 2e eeuw na Chr. zijne vertaling gegeven heeft;
b. den Jeruzalemschen Targum I, vroeger ook Targum Jonathan of Pseudo-Jonathan genoemd, die veel jonger is;
c. den Jeruzalemschen Targum II of Fragmenten-Targum, nauw verwant met dien sub b;
2. op de profetische boeken:
d. den Targum van Jonathan ben Uzziël, die een leerling van Hillel zou geweest zijn en dan dus leefde in de eerste eeuw voor Christus; blijkbaar heeft Jonathan den Targum Onkelos gekend;
e. brokstukken van een tweeden Targum;
3. op de dichterlijke boeken Targums van verschillende auters uit later tijd, tot wellicht in de 10e eeuw toe; op het boek Esther zijner twee.

Over den ouderdom der oudste Targumim is groote strijd onder de geleerden.

Mocht ook al de redactie dezer werken, zooals wij die nu hebben, in later tijd dan de eerste eeuw zijn tot stand gebracht (sommigen meenen in de 3e of 4e eeuw), dan mag toch als vaststaand aangenomen worden, dat de in die Targumim naar voren tredende meeningen uit veel vroeger tijd kunnen stammen.

In de Targums wordt lang niet altijd letterlijke vertaling gegeven.

Soms is er wel eens (in de Targumim op de dichterlijke boeken heel vaak) een belangrijke haggadische uitbreiding van den Hebreeuwschen tekst in.

Merkwaardig is, dat tegenover de wettische gedeelten ’n minder vrije houding wordt aangenomen, dan tegenover de profetische; bij de profetische veroorlooft men zich meer uitbreiding te geven aan den Hebreeuwschen tekst.

Ook wordt er in de Targums sterk gewaakt tegen het wekken of versterken van de gedachte, dat God Zich op menschelijke wijze zou kunnen openbaren, dat Hij zou kunnen handelen en ondervinden en lijden als de menschen, dat Hij menschelijke aandoeningen zou bezitten.

Daarom worden alle anthromorphismen en anthropopathieën, die in den Hebreeuwschen tekst gevonden worden, in de Targums omschreven. Zoo wordt b.v.: „En God zag” (Exodus 2 : 25) overgezet in: „En het was openbaar voor God”.

Uit de Targums kan ons de opvatting der Schrift door de Schriftgeleerden uit vroeger tijd duidelijk worden, en ’t blijkt, dat met name ook in de Messiaansche opvatting van Oud-Testamentische Schriftplaatsen de Targum-Ieeraars dichter bij ons stonden dan de tegenwoordige Joodsche geleerden.

Voor litteratuur zie: Eb. Nestle, ari. Jüdischaramäischen Bibelübersetzungen, in Herzog’s Realencycl.3 III, p. 103—111; Schürer, Geschichte des Jüdischen Volkes, I, p. 147—156; Dr F. Weber, Jüdische Theologie auf Grund des Talmud und verwandter Schriften2, p. XV—XXIV; Zunz, Die Goddesdienstlichen Vorträge der Juden, p. 61—83, in welke werken nog tal van andere bronnen opgegeven worden.

< >