Dit artikel is te beschouwen als een aanvulling van: Babel, Babylonië, Babyloniërs. Wat we omtrent de oudste historie van de Sumeriërs weten is nog altoos heel vaag.
Toen de politieke macht van het Sumerische volk gebroken was, omstreeks 2100 v. C., zijn de Sumerische geleerden ijverig aan het werk getogen om die oudste historie te beschrijven.
Ze hebben ons koningslijsten nagelaten, die zelfs gewag maken van koningen vóór den Zondvloed, met een gezamenlijken regeeringsduur van meer dan tweehonderdduizend jaar. Ook bij de eerste twee dynastiën na den Vloed zien de regeeringsgetallen er nog fabelachtig uit, al zijn ze niet meer zóó hoog.
Maar met de derde dynastie na den Vloed krijgen we vasteren historischen grond onder de voeten. Het is de eerste dynastie van Ur.
En bij de opgravingen te Ur is een inscriptie gevonden van „A-anni-padda koning van Ur, zoon van Mes-anni-padda koning van Ur”. Laatstgenoemde komt in de koningslijst voor als de stichter van bedoelde dynastie.
Volgens C. L.
Woolley (The Sumerians, Oxford 1928) regeerde deze dynastie met haar vijf koningen ongeveer van 3100 tot 2930 v.
C.
Nu volgen er een tiental dynastiën met verschillende hoofdsteden, waarvan we wel met zekerheid kunnen aannemen, dat er telkens een stuk of wat met elkaar gelijktijdig waren. Het lokaal-patriotisme heeft bij de Sumeriërs altoos een groote rol gespeeld.
Elke stad van eenige beteekenis was een erfelijke monarchie. Wanneer zoo’n plaatselijk monarch zich sterk begon te voelen, ging hij streven naar de suzereiniteit over het gansche land.
Ook was er tusschen naburige steden vaak geschil over het bezit en het gebruik van irrigatiekanalen. Een en ander veroorzaakte telkens gewapend conflict.
En de ondergang van de Sumeriërs is voor een niet gering deel hieraan te wijten, dat ze in de oorlogen tusschen de stad-staten op groote schaal hun eigen ras hebben afgeslacht.Uit den tijd, volgende op de eerste dynastie van Ur, zouden we niet veel meer weten dan een wirwar van namen, wanneer onze kennis geen belangrijke aanvulling ontving uit een heel andere bron, totaal onafhankelijk van de koningslijsten. De Fransche opgravingen in Tello, ter plaatse van de oude Sumerische stad Lagas, hebben een schitterend resultaat opgeleverd en onze historische kennis ongemeen verrijkt. Bij de geschiedenis van deze stad krijgen we een draad in handen, die onafgebroken doorloopt, ongeveer van 2900 of 2850 tot 2650 v. C. Deze draad begint met koning Ur-Nina, wiens opschriften blijk geven van zijn bouwlievenden aard. Maar zijn kleinzoon Eannatum was een geweldige krijgsheld.
Onder zijn inscripties is vooral de gierensteen beroemd, een der pronkstukken van het Louvre te Parijs. Eerst versloeg hij het naburige Umma, waar Lagas altoos mee overhoop lag. Daarna begon hij een veroveringsoorlog op grooter schaal. Hij beweert, dat hij Ur heeft ingenomen, en inderdaad heeft men in deze stad gedenkteekenen gevonden van zijn beide naaste opvolgers. Ook pretendeert hij de inname van Erech, en zelfs van Kis, — een stad, ver in het Noorden, die eigenlijk meer Akkadisch was dan Sumerisch. Ja, nog veel verder den Eufraat op, en ook in Elam, ten Oosten van de Tigris, zegt hij overwinningen te hebben behaald.
Zijn tweede opvolger, Entemena, moest weer hard vechten tegen Umma, maar slaagde er toch in de positie van Lagas op te houden. Op deze periode van overwinningen volgt nu helaas een tijd van zedelijk verval. Onder de volgende heerschers van Lagas voerde de weelde tot allerlei misbruiken, vooral sociale. Maar na verloop van tijd is er een koning opgetreden met name Urukagina, — de oudste sociale hervormer, dien de historie totnogtoe kent. Hij zette paal en perk aan de verdrukking van den kleinen man door priesters en andere hooggeplaatste personen.
Toch was hij ook weer een ijverig tempelbouwer. Doch naar het schijnt verwaarloosde hij de defensie van zijn gebied. En daarvan trok het altoos naijverige Umma partij. De patesi (priestervorst) van deze stad, Lugal-zaggisi, overviel onverhoeds Lagas, doodde Urukagina, en verbrandde de stad.
De verdere lotgevallen van het Sumerische volk zijn geschetst in Deel I, blz. 218—219. Ik stip hier slechts enkele hoofdpunten aan. Lugalzaggisi moest het op den duur afleggen tegen Sargon van Akkad. Onder de politieke overheersching door de Akkadiërs beleefden de Sumeriërs een tijd van groote welvaart. Na den ondergang der dynastie van Akkad kwamen de Sumeriërs ook politiek er gaandeweg weer wat bovenop. Tot een eenigszins duurzame machtspositie kwamen ze onder de derde dynastie van Ur (2296-2185 volgens Weidner, 2278-2170 volgens Woolley).
De heerschers van deze dynastie noemden zich „koning van Sumer en Akkad”. Daarin lag de erkenning opgesloten, dat een zuiver Sumerisch rijk niet meer bestaanbaar was. Heel het Sumerische volk was gaandeweg met Akkadische elementen doortrokken, en in de legers der koningen van Ur hebben vermoedelijk Akkadiërs en andere Semieten het hoofdbestanddeel uitgemaakt. Zelfs dragen de laatste koningen der dynastie namen, die er Semietisch uitzien,— wellicht ook al een concessie aan het meer krachtige ras van Noord-Babylonië. Maar dit alles hielp ten slotte niet. De Amorieten in het Noord-Westen en de Elamieten in het Oosten werden het erover eens, dat er een eind moest komen aan het Sumerische rijk.
Plotseling vielen de Amorieten in Akkad en de Elamieten in Sumer. Ur werd ingenomen, verwoest, en de laatste koning, Ibi-Sin, gevankelijk naar Elam gevoerd.
Dit was voor Sumer de beslissende slag. Haast gelijktijdig kwamen er in twee Sumerische steden, Isin en Larsa, Amorietische dynastiën op. Het is eigenlijk niet goed te begrijpen, hoe ze elkaar zoo dicht in de nabijheid konden dulden. Wellicht heeft Woolley gelijk met zijn gissing, dat Elam deze tweeheid wilde, — een anticipatie op het Romeinsche „Verdeel enheersch”. Ruim een eeuw later vestigde zich in Babel een derde Amorietische dynastie. Deze bracht den grooten Hammurapi voort, die aan de politieke zelfstandigheid van Sumer voorgoed een einde maakte (ruim 1900 v.
C.). Het reeds lang gesemitiseerde Babel bleef door alle volgende eeuwen heen de hoofdstad des lands.
Een enkel woord over de wereldhistorische beteekenis der Sumeriërs mag hier niet ontbreken. Deze ligt op de terreinen van materieele en ideëele cultuur. In de bouwkunst hadden de Sumeriërs het al heel vroeg ver gebracht. In den hoogbouw waren ze de leermeesters van alle latere volken. Graven uit den tijd der eerste dynastie van Ur, en nog vroeger, bevatten een verrassenden rijkdom van kunstvoorwerpen. Naar het schijnt hadden ze toen in de beeldende kunst hun hoogtepunt reeds bereikt, of mogelijk overschreden.
In later eeuwen hebben ze nog wel veel fijns geleverd, maar de originaliteit ging er niet op vooruit. In de heel oude graven, zooeven vermeld, meent men duidelijke sporen te vinden van menschenoffers. Maar in gebouwen uit later eeuwen vindt men ze niet meer, en in de Sumerische literatuur is er totnogtoe geen spoor van gevonden.
In de cultuur der eerste dynastie van Egypte meent men Sumerische invloeden te ontdekken. Zeker is in elk geval, dat de Semietische nanaburen der Sumeriërs op groote schaal hun cultuurinvloed hebben ondergaan. Heel gewichtig is, dat Akkadiërs, Amorieten en Assyriërs van de Sumeriërs het spijkerschrift hebben overgenomen, en met het schrift de literatuur, en met de literatuur de Sumerische godenleer. Terwijl ze politiek en militair de Sumeriërs overwonnen, werden ze religieus doortrokken van den Sumerischen geest. Als volkstaal stierf het Sumerisch uit, maar de mythen, hymnen, bezweringen werden in het Akkadisch vertaald of bewerkt. Gedurende al de eeuwen, die aan de verbreiding van het Christendom voorafgingen, bleef in de landen van Eufraat en Tigris de Sumerische godenleer de heerschende, al droegen de góden ook veelal Semietische namen.
De Sumerische godenleer met haar mantiek en magie, haar tooverijen en bezweringen. Abraham in Ur, en vele eeuwen later Daniël in Babel, stonden tegenover dezelfde afgodische geestesmacht. Sumer heeft voor de cultuur der menschheid veel gedaan. Maar Sumer heeft ook het heidendom ongemeen gesterkt. De Chaldeën, de waarzeggers en de toovenaars, die in het Romeinsche rijk rondzwierven, waren grootendeels dragers van den Sumerischen geest.