(of: van Esche) werd in 1507 te Oisterwijk in Noord-Brabant geboren. Reeds in zijn prille jeugd openbaarde zich bij hem een ascetische trek, die voedsel kreeg in de fraterschool te ’s-Hertogenbosch.
Later studeerde hij aan de hoogeschool te Leuven, waar hij den graad van baccalaureus verwierf en tot priester werd gewijd. Naar Keulen vertrokken, gaf hij hier onderricht aan verschillende jonge menschen.
De later zoo bekend geworden Petrus Canisius behoorde onder anderen tot zijn leerlingen. Al meer ging hij in ascetische richting en ongetwijfeld zou hij Karthuizer monnik geworden zijn, indien zijn zwakke gezondheid hem daarvan niet had teruggehouden.
Toch nam hij zijn intrek in een klooster te Keulen. In 1538 werd hij zielverzorger bij de Diester bagijnen.
Onder deze bagijntjes voerde hij een strenge tucht in. Vooral als reformator en stichter van nonnenkloosters kreeg hij naam.
Door Granvelle werd hij zelfs tot aartspriester van het dekenschap van Diest benoemd. In 1578 overleed hij.Hij gaf eenige geschriften uit, waarin zijn vrome ascetische geest tot uiting kwam.