Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Nijverheidsonderwijs

betekenis & definitie

Dit heeft ten doel op den grondslag en met voortzetting van het algemeen vormend onderwijs op te leiden voor ambacht, nijverheid, scheepvaart, huishouden, landbouwhuishouden en vrouwelijke handwerken. Het is geregeld bij de Nijverheidsonderwijswet van 4 October 1919, die later nog eenige wijzigingen en aanvullingen heeft ondergaan.

Het handelsonderwijs valt niet onder deze wet.Vóór de wet op het nijverheidsonderwijs tot stand kwam bestonden er wel allerlei vakscholen, als ambachts-, industrie-, kook-, huishoud-, zeevaart-, machinistenscholen, maar deze waren niet wettelijk geregeld, ze stonden buiten de zorg van de overheid, en dankten haar bestaan aan het particulier initiatief, soms met soms zonder steun van de overheid. Voorzoover er sprake was van een regeling van het vakonderwijs, zooals dat vertegenwoordigd was b.v. door de burgeravondscholen, was die verborgen in de wet op het middelbaar onderwijs. Ook was er van een behoorlijke regeling van de bevoegdheid der leeraren en leeraressen aan die verschillende, niet bij de wet vastgelegde vakscholen geen sprake.

Het nijverheidsonderwijs wordt gegeven óf op scholen óf volgens het leerlingstelsel. Dit laatste, dat dient om aanvullend te werken voor die gevallen en plaatsen, waarschoolonderwijs niet te verkrijgen is, berust op leerovereenkomsten, die gesloten worden tusschen patroons en wettelijke vertegenwoordigers van leerlingen. Het wordt van Rijkswege gesubsidiëerd tot een bedrag, overeenkomende met 70 pCt van de nettokosten, terwijl de overige 30 pCt wordt bijgedragen door de gemeenten, waaruit de leerlingen afkomstig zijn.

Het nijverheidsonderwijs, dat op de scholen gegeven wordt, wordt onderscheiden in lager en middelbaar onderwijs, en wordt verstrekt op dag- en avondscholen. Het lager onderwijs is bestemd voor hen, die daarin de practische en theoretische opleiding zoeken als gezel in ambacht of handwerk. Het sluit zich aan bij het onderwijs, dat op de lagere scholen genoten is en wordt gegeven o.a. op ambachtsscholen, nijverheidsavondscholen, op verschillende vakscholen voor kleermakers, schoenmakers, op scholen voor het visschersbedrijf en de binnenscheepvaart, op kook-, huishoud-, industriescholen enz.

Het middelbaar nijverheidsonderwijs verschaft de kennis voor patroons, bedrijfsleiders, opzichters en dergelijken. Het sluit zich bij het onderwijs op de hoogere burgerscholen aan en wordt gegeven o.a. op academies, middelbare technische scholen, kunstnijverheids-, mijn-, zeevaartscholen enz. Een scherpe grenslijn tusschen lager en middelbaar vakonderwijs is moeilijk te trekken. Bij geschil beslist de minister tot welke groep een school behoort.

De nijverheidsscholen worden voorts onderscheiden in bijzondere, uitgaande van particuliere vereenigingen, en openbare, die worden opgericht en onderhouden door de gemeente of het Rijk. De scholen, die niet van het Rijk uitgaan, kunnen een subsidie genieten van het Rijk, de provincie en de gemeente. De Rijkssubsidie bedraagt voor het lager nijverheidsonderwijs in den regel 70 pCt en voor het middelbaar 75 pCt. van de netto-uitgaven.

Het toezicht op het nijverheidsonderwijs is opgedragen aan een inspecteur-generaal en aan inspecteurs, zoo noodig bijgestaan door adjunctinspecteurs, terwijl gemeentelijke scholen bovendien onder het toezicht staan van een of meer plaatselijke commissies, die door den gemeenteraad worden benoemd.

< >