De hoofdstad der Rijnprovincie en een der belangrijkste steden van het Duitsche rijk, is reeds in het jaar 37 v. Chr. door de Romeinen, met name door de Ubiërs, gesticht.
Oorspronkelijk Ara Ubiorum geheeten, werd deze naam in het jaar 50 n. Chr., toen keizerin Agrippina er een kolonie heengezonden had, veranderd in Colonia Agrippina, waaruit de huidige naam Keulen is ontstaan.
In 1888 werd de stad met het op den rechter Rijnoever gelegen Deutz vereenigd tot de ééne burgerlijke gemeente Keulen-Deutz. De stad is rijk aan monumentale kerkelijke en wereldlijke gebouwen.
De Keulsche Dom, opgetrokken in Gothischen spitsbogenstijl, behoort tot de beroemdste bouwwerken der wereld. Door haar gunstige ligging aan den Rijn en als centrum van een aan kolen en erts rijk gebied, geldt Keulen met haar sterken fortengordel voor een der belangrijkste strategische punten van het Duitsche rijk en is dan ook na den wereldoorlog (1914—1918) het hoofdkwartier geworden van de bezettingstroepen der geallieerden.
Op het gebied der nijverheid is Keulen niet het minst door haar chocoladefabrieken (fabriek van Stollwerck) en door haar reukwater-industrie (eau de cologne) bekend.