Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Conrad Busken Huet

betekenis & definitie

Geboren 28 December 1826 in Den Haag uit een bijna onvermengd Fransch geslacht, studeerde theologie te Leiden, bezocht de theologische faculteit te Laussanne en te Genève, en deed 6 April 1851 zijn intrede als predikant bij de Waalsch-Hervormde gemeente te Haarlem. Nadat hij zich in den critischen arbeid van de Tübinger School had ingewerkt, vatte hij het voornemen op om de uitkomsten van dat onderzoek onder de oogen der gemeenteleden te brengen.

In zijn Brieven over den Bijbel, 1858, populariseerde hij de moderne denkbeelden over Bijbelcritiek. In 1862 legde hij om gemoedsbezwaren zijn predikambt neer, en twee jaar later staakte hij ook de stichtelijke toespraken, die hij in de concertzaal te Haarlem voor een belangstellend gehoor hield.

Hij ging zich nu geheel wijden aan de journalistiek en aan de letterkunde, met name aan de letterkundige critiek. Sedert kon men zich hem nooit anders voorstellen dan tusschen bergen van boeken, lezende, noteerende, studeerende, schrijvende.

Huet was mèt Potgieter en na dezen de letterkundige censor. Daarbij onderscheidde hij zich door gevormden smaak en scherp-critisch vermogen, ofschoon zijn sympathie of antipathie hem wel eens parten speelde.

Voorde Nederlansche taal koesterde hij den eerbied en de liefde van den echten kunstenaar. In zijn stijl huwt zich de deftige afronding der Hollandsche perioden aan het lenige, het verrassende van den Franschen schrijftrant.

Door zijn Land van Rembrandt en zijn Litterarische Fantasiën en Kritieken heeft hij zich onsterfelijken roem verworven. Hij overleed te Parijs op 1 Mei 1886.

< >