is afgeleid van het Latijnsche facultas, dat vermogen, kracht, aanleg, mogelijkheid beteekent. Het woord is in gebruik in de Roomsche kerk, voor de bevoegdheden, die een hoogeren geestelijke toekomen krachtens zijn ambt en die hij bij volmacht overdraagt aan een lageren.
Vooral echter wordt het woord gebezigd om aan te duiden groepen van professoren en studenten, die zich aan een bepaalde studie hebben gegeven. Deze faculteiten gaan terug naar den eersten oorsprong der Universiteiten.
In den loop der 11e eeuw ontstonden er in Italië te Ravenna, Bologna en Padua rechtshoogescholen. In de 12e eeuw verbonden zich te Parijs verschillende zulke scholen, met name voor wijsbegeerte en Godgeleerdheid, tot wat we thans de Universiteiten zouden noemen.
In 1231 werden door Gregorius IX te Parijs als zoodanig erkend scholen van Godgeleerdheid, geneeskunde en rechtsgeleerdheid, die den naam van ordines of facultates kregen. Men kan zeggen, dat daarmede de inrichting van een Universiteit als bestaande uit verschillende faculteiten was geboren.
De faculteiten verleenden de verschillende graden. Het getal van faculteiten is niet altijd hetzelfde.
In Nederland werden tot voor kort onderscheiden de theologische, de Iitterair-filosofische, de rechtsgeleerde, de medische en de wis- en natuurkundige faculteit. In den laatsten tijd zijn daar andere bijgekomen, zoo de handelseconomische faculteit te Amsterdam en de diergeneeskundige te Utrecht.
In het buitenland vindt men nog weer andere faculteiten, b.v. van de muziek of van den wijnbouw, die elders hetzij in het geheel niet bestaan, hetzij niet aan de Universiteiten voorkomen, doch wel als afzonderlijke Hoogescholen.
Ook aan de Technische Hoogeschool te Delft en aan de Landbouwkundige Hoogeschool te Wageningen bestaan verschillende faculteiten.
Omgekeerd komen zoowel in ons land (Vrije Universiteit te Amsterdam en Roomsch-Catholieke Universiteit te Nijmegen) als in het buitenland niet aan alle Universiteiten de vijf (c.q. vier, als de litterarische en wis- en natuurkundige vereenigd zijn) oudere faculteiten voor. Hoofdzaak is de saamhoorigheid van hen, die zich aan één bepaalde studie wijden, terwijl de naam van faculteit eerst recht van bestaan krijgt, als er van meer dan één groep van studiën sprake is, d. w. z. aan een Universiteit of Hoogeschool.
De grenzen tusschen de faculteiten zijn niet absoluut. Vooral in den laatsten tijd zijn daarvoor de oogen open gegaan en een praktisch gevolg daarvan is, dat in ons land sinds de laatste wijziging van de Hooger onderwijswet examens door vereenigde faculteiten kunnen worden afgenomen.