In de Openbaring des Heeren aan Johannes komen verschillende dieren voor.
Allereerst noemen we het lam, dat onzen Heiland voorstelt, en herhaaldelijk vermeld wordt, door de gansche Openbaring heen (5 : 6 enz.).
Ook verschijnt het paard, en wel als krijgspaard, of oorlogsinstrument (6 : 2v.v.).
De sprinkhaan treedt op als zinnebeeld van smartelijke, geestelijke benauwing (9 : 3, 7).
Voorts komen ter sprake vier dieren, zoa, of levende wezens (4:6v.v.). Het zijn symbolische gestalten, die de geheele schepping representeeren, zooals uit het getal vier, dat het getal der schepping is, en uit hun onderscheiden gedaanten, als van leeuw, rund, mensch, vliegenden arend, blijkt (4 : 7, 8). Zij bevestigen den lof der schepselen (5 : 14), en hun lof wordt bevestigd door de 24 ouderlingen, die de geheele gemeente des Heeren vertegenwoordigen (4:9 v.v.). Zij zijn het ook, die de paarden doen opkomen (6 : 1—8), en die aan de zeven engelen de zeven schalen geven, vol van den toorn Gods (15:7).
In het bizonder worden geteekend drie beesten of wilde dieren, die onderling in nauw verband staan. In 11 : 7 heet het, dat het beest uit den afgrond opkomen zal, om de twee getuigen des Heeren te gaan beoorlogen, en hen te overwinnen. Dit beest wordt wederom genoemd, en naar zijn doen en macht beschreven 17:8 v.v. Het komt ook voor in 13 : 3, onder het beeld van het genezen hoofd. Dat is de antichrist, die een wereldregeerder wezen zal (17 : 8, 17), de beheerscher van de wereldmacht in haar laatste belichaming, of van het laatste wereldrijk (13 :3; 17 : llv.v.). Hij zal zich verheffen tegen God, en zich voor God uitgeven (2 Thess. 2 : 11), geheel door satan bezield zijn, en dezen als persoonlijk vertegenwoordigen (2 Thes. 2:9; Openb. 13 : 2), waarom ook gezegd wordt, dat hij uit den afgrond opkomt (11 : 7; 17 : 8; vgl. 9 : 1 v.v.); en hij zal door allen bewonderd worden (13 : 4, 8; 17:8).
Het beest uit de aarde zal hem dienen en helpen (13 : llv.v.). Maar hij zal door ’s Heeren verschijning vernietigd worden (2 Thess. 2:8; Openb. 11 :12; 19:20).
Het tweede beest of wilde dier komt op uit de zee (13 : 1). Die zee stelt de volkerenzee en haar woelen voor (vgl. 17 : 15; Ps. 65 : 8; Jes. 8 : 7; 17 : 12). En het beest, dat uit haar opkomt, verzinnebeeldt de wereldveroveraars en de wereldrijken, de regeeringen der volken en de overheden, de Grossmachte der aarde en hare beheerschers, gedurende den geheelen wereldloop, de gansche overheidsmacht van de geheele menschheid door alle tijden en over de geheele aarde. Dat ligt in de getallen zeven en tien uitgedrukt, die volkomenheid aangeven. Ook wordt dat aangeduid door de verschillende deelen, welke 13 : 2 opgehoemd worden, en waarbij gesproken wordt van luipaard, beer en leeuw. welke dieren in Dan. 7:3 afzonderlijke wereldheerschappijen vertegenwoordigen (Dan. 7 : 17 v.v.). De zeven hoofden zien in de eerste plaats op de onderscheiden wereldrijken: Oud-Babylonische (vgl.
Gen. 14), Egyptische (Farao), Assyrische (Sanherib), Nieuw-Babylonische (Nebukadnezar), Medisch-Perzische (Ahas veros; Haman), Grieksch-Macedonische (Alexander de Groote; Antiochus Epifanes), Romeinsche, en dat van den antichrist, dat nog komen zal. Dat één van de zeven hoofden van dit beest uit de zee, doodelijk gewond werd, profeteerde den ondergang van de Romeinsche wereldheerschappij, waarvan het Westersche deel ophield te bestaan met de afzetting van den laatsten keizer in 476, en het Oostelijke deel later ook volkomen te gronde ging, zoodat de hoofdstad, Constantinopel, in 1453 zelfs door de Turken veroverd werd. Daarmede. scheen de mogelijkheid van een wereldrijk te niet gedaan. Maar de genezing van dit hoofd doet weten, dat toch eens weder een geweldige optreden, en een wereldrijk vormen en beheerschen, zal. Dat zal de antichrist zijn, het beest uit den afgrond (13 : 4 v.v.; 17 : 8 v.v.). De tien hoornen zijn kleinere rijken, en vorsten van geringer beteekenis, die in gemeenschap met, en als vazallen van, den antichrist, met dezen in hoogheid zijn, en hun macht oefenen, zullen (17 : 12 v.v.).
Maar speciaal, en in de tweede plaats, stelt dit beest uit de zee, de Romeinsche wereldheerschappij voor in haar drievoudige ontwikkeling en bestrijding van’s Heeren gemeente en geloovigen: de keizerlijke, de pauselijke, en de antichristelijke. Dit wordt duidelijk uitgesproken en breeder uitgewerkt in Openb. 17. Daar wordt gezegd, dat Rome verzinnebeeld wordt door de vrouw op het beest gezeten (17:18). En de hoofden zijn dan bergen (17:9), d.i. de zeven heuvelen, op welke Rome gebouwd is; en zij zijn ook koningen (17 : 10) d. w. z. koninkrijken. Bij dit laatste alleen aan Romeinsche keizers te willen denken, brengt tot hopelooze verwarring. Maar hier wordt gesproken van wereldrijken, of machtige heerschappijen.
Vijf gingen reeds aan de Romeinsche wereldbeheersching vooraf, nl. de Egyptische, de Assyrische, de Babylonische, de Medische-Perzische, de Grieksch-Macedonische. Zij zonken ineen, en gingen te gronde. Rome werd haar opvolgster, zelve de zesde wereldmacht, en wel in haar keizerlijken vorm. Daarna kwam de heerschappij van het pauselijke Rome als de zevende. En vervolgens moet nog als achtste opkomen de wereldheerschappij van den antichrist in eigen persoon (17 : 10, 11).
Het derde beest of wilde dier kwam uit de aarde op (13 : 13). Het wordt als valsche profeet aangeduid (16 : 13; 19 : 20; 20 : 10). Het stelt in het algemeen de valsche religie en valsche profetie en valsche wetenschap voor, die zich de eeuwen door in dienst stelden en stellen van de overheden en wereldmachten, ter bestrijding van den Heere Christus en zijn dienst en volk (Ex. 7 : llv.v.). Zij zochten indertijd ook met kracht de keizeraanbidding te bevorderen. En in het bizonder zullen zij door haar voorname dienaren en beoefenaren zich eenmaal verbinden met den antichrist, om zijn vereering door te voeren (13 : 12v.v.). Het laat zich denken, dat ook dit beest uit de aarde zich ten laatste als incorporeert in één bepaald persoon, aller leidsman, boven alle andere dienaars dezer valsche religie en profetie, en beoefenaars der valsche wetenschap, uitstekende, evenals het beest uit de zee ten slotte als persoonlijke antichrist verschijnt. Van deze persoonlijke incarnatie of belichaming van het beest uit de aarde, geldt dan bij uitnemendheid, en als individueel, wat Openb. 13 : 11—17 en 19 : 20 profeteeren.