In het Hebreeuwsch Astoreth, bij de Babyloniërs Istar, is de naam van de vrouwelijke godheid van het Kanaanietisch heidendom en pendant van den mannelijken afgod Baal, nevens wien zij dan ook herhaaldelijk in de Schrift wordt genoemd (Richt. 2 : 13; 10 : 6; 1 Sam. 7 : 4; 12 : 10). Zij vertegenwoordigt de vrouwelijke natuurkracht en wordt als de bron van alle vruchtbaarheid, als de verwekster en onderhoudster van het leven geeerd.
Neven de naam Astoreth vinden we ook Asjerah. Onze Statenvertaling heeft hiervoor “bosch”; maar het is duidelijk dat wij b.v. in de “vierhonderd profeten van”het “bosch” (1 Kon. 18 : 19) te doen hebben met de dienaren eener godheid.
En aangezien deze nevens Baäl wordt genoemd, is er alles voor te zeggen dat Asjerah is op te vatten als een andere benaming voor Astarte. Nu komt het woord Asjerah ook nog in een anderen zin voor, namelijk als de benaming van een voorwerp dat tot den Kanaanietischen eeredienst behoorde; wel heeft onze Statenvertaling hiervoor ook „bosch”, maar dit is zeker niet juist: het voorwerp is hoogstens een enkele boom, liever nog een boomstam of paal (men vergelijke hierover het artikel Bosch).
De godin Astarte wordt ook als hemellichaam gedacht en wel bepaaldelijk als de planeet Venus. Dit is althans zeker het geval met de Babylonische Istar, en volgens de meeste tegenwoordige verklaarders is deze dan ook de Melêcheth des hemels, d. i. de hemel-koningin, van wier vereering in Jer. 7 : 18, 44 : 17 v.v. sprake is.
Deze bepaalde vorm van Astartevereering zou dan onder Manasse, onder wien Assyrische invloeden zich sterk deden gelden, in Juda zijn ingevoerd. Naast het enkelvoud Astoreth (1 Kon. 11 : 5, 33; 2 Kon. 23 : 13) vinden we in het Oude Testament nog vaker den meervoudsvorm Astaroth (Richt. 2 : 13; 10 : 6; 1 Sam. 7:3,4; 12 : 10; 31 : 10).
Deze is aldus te verklaren dat de verschillende vormen waaronder deze godin in vele plaatsen werd vereerd, langzamerhand het karakter van afzonderlijke godheden aannamen. Zoo ontstonden er allengs vele Astarten, evenals vele Baals, die echter alle op het ééne grondtype teruggaan.