Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Baal

betekenis & definitie

Arameesch Beël, Babylonisch-Assyrisch Bel, is de naam van de mannelijke godheid van het Kanaanietisch heidendom. Oorspronkelijk is Baal, evenals meerdere Semietische goden-namen, geen eigennaam, en heeft het woord geen andere beteekenis dan die van „heer” of „bezitter”.

Zoo komt het in het Hebreeuwsch voor als „heer des huizes” (Ex. 22:8; Richt. 19:22,23), „heer des osses” (Ex. 21:28) en vooral van den echtgenoot als „heer” zijner vrouw (b.v. 2 Sam. 11:26). Op de godheid wordt deze benaming dan toegepast als „heer” van het volk waardoor, en het land of de stad waarin deze vereerd wordt.

In dien zin is ze onder de getrouwen des volks ook wel gebruikelijk geweest ter aanduiding van Israëls God. Dit blijkt althans met zekerheid uit den naam van een der helden van David: Bealja (1 Kron. 12 : 5), welke beteekent „de Heere is heer”.

En dat zulk gebruik zelfs vrij gewoon moet zijn geweest valt af te leiden uit de woorden van Hosea: „en het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere, dat gij mij noemen zult: mijn Man, en mij niet meer noemen zult: mijn Baal” (Hos. 2 : 15). In deze woorden ligt echter tevens een krachtig protest tegen dit gebruik; immers, bij het toenemend binnendringen van den Baalsdienst in Israël lag er in het gebruik van den naam „baal” het groote gevaar dat almeer de dienst van Israëls God met dien van Baal vereenzelvigd worden zou.Langzamerhand toch is Baal meer de eigennaam geworden van den Kanaanietischen afgod, alhoewel er ook dan nog in het gebruik van dien naam iets zwevends blijft. Als zoodanig is Baal de verpersoonlijking der natuurkracht en er schijnt veel voor te pleiten in deze godheid de mannelijke, genereerende natuurkracht te zien evenals Astarte de vrouwelijke, ontvangende en barende natuurkracht is. De natuurzegen wordt aan Baal toegeschreven (vgl. Hos. 2 : 4 v.v.). Hij wordt verder gedacht als wonende boven de bergen; zonder twijfel is hij dus een hemelgod, en in verband met de groeikracht gevende werking der zonnestralen wordt hij, zoo niet uitsluitend, dan toch veelal als zonnegod gedacht. Als zonnegod echter heeft Baal niet alleen een zegen-, maar ook een verderfbrengend karakter.

In hem wordt ook de verzengende kracht der zonnestralen geëerd. Vandaar de gruwelijke zede der menschenoffers welke aan den Kanaanietischenafgodendienstverbonden waren, en waarvan de opgravingen in Palestina de huiveringwekkende blijken hebben aan het licht gebracht. In de Heilige Schrift worden deze menschenoffers gewoonlijk voorgesteld als gebracht aan den Moloch, welk woord eigenlijk hetzelfde is als „melek”, dat „koning” beteekent; maar er is veel waarschijnlijkheid dat deze Moloch hetzij slechts een andere naam is voor Baal (in zijn verderfbrengende gedaante), hetzij in elk geval toch een van de verschillende Baals van Kanaan is geweest. In Jer. 32 : 35 worden ten minste Baal en Moloch geïdentificeerd. Naast den enkelvoudsvorm Baal komt ook meermalen het meervoud Baalim, Batils, voor. Dit is daaruit te verklaren dat de verschillende vormen, waaronder de ééne Baal in onderscheidene plaatsen werd vereerd, allengs als afzonderlijke godheden werden opgevat.

Wij kennen ook verschillende namen van deze Baals: zoo b.v. Baal-Peor, d. w. z. de Baal van den berg Peor, die op dezen berg zijn heiligdom had, Baal-Berith, d. w. z. verbonds-Baal, die door de Sichemieten werd vereerd, en Baal-Zebub, de vliegengod, die een orakel in Ekron had. Al deze Baals gaan evenwel op één grondtype terug.

< >