In 2 Kon. 17 : 31 wordt verhaald, dat de Sefarvieten, door „den koning van Assyrië” (Sargon) uit hun stad Sefarvaïm naar het landschap Samaria overgebracht, naast Adrammelech ook Anammelech vereerden door het brengen van kinderoffers.
Gewoonlijk ziet men in Anammelech een hebraïseering van een Babylonisch Anu-malik of beter nog Anu-malku, „koning Anu”. Deze Anu, de hemelgod, vormde met Bel en Ea de oppertrias der Babylonische góden. Dat hij door kinderoffers werd vereerd, zeggen de Babylonische bronnen ons echter niet.
Indien intusschen, wat waarschijnlijk is, Sefarvaim een Syrische stad is, zullen we veeleer in het West-Semietische pantheon hebben te zoeken. Het is echter tot heden nog niet gelukt zulk een god Anaj of Anë te vinden (melech is natuurlijk weer het eerende epitheton, zie Adrammelech). Wel een godin Anath, wier vereering ook tot Egypte doordrong. Daarom heeft men reeds voorgesteld in Anammelech een jongere vervorming te zien van een Anath-melech. Een bevredigende oplossing is echter ook hier nog niet gevonden.
