is de naam van verschillende koningen uit de oude cultuurlanden aan Eufraat en Tigris. Men telt er drie.
Sargon van Akkad regeerde volgens Weidner 2684—2630 v. C. Zie verder: Eerste Deel, bladz. 218, kol. 2.
Sargon I van Assyrië heerschte volgens denzelfden geleerde ongeveer 2000—1982.
Sargon II van Assyrië (722—705) was een paar eeuwen geleden enkel bekend uit Jes. 20:1. Doch doordat men in de vorige eeuw zijn paleis heeft opgegraven en zijn talrijke opschriften gevonden, is hij thans een van de Assyrische koningen, die we het best kennen. In December 722 volgde hij Salmanassar V op; zie het art. Salmanassar. Het blijkt nergens, dat Sargon de zoon was van zijn voorganger. Men neemt aan, dat er met hem een nieuwe dynastie op den troon kwam, of ten minste een andere tak van de oude dynastie.
Maar de oude idealen verloochende hij niet. Sedert eeuwen koesterden de Assyrische koningen de ambitie te regeeren van de Perzische Golf tot de Middellandsche Zee. Nu had Sargon drie groepen van vijanden, die hem hierin tegenwerkten. Twee dezer groepen belemmerden zijn bewegingen aan de Middellandsche Zee. In het Zuiden de staten van Palestina en omgeving, die tegenover Assyrië steun zochten bij Egypte. In het Noorden Cilicië en de Noord-Syrische staten, die — evenals de Medische grensbewoners — in hun verzet gestijfd werden door het Armenische rijk Ararat.
En aan de Perzische Golf stuitte Assyrië op de eeuwig onrustige Chaldeën, die streefden naar de heerschappij over Babylonië, waarbij ze vaak den militairen steun van Elam kochten. Om met de laatste groep te beginnen, — aan de Perzische Golf had Sargon te strijden met den Chaldeër Merodach-Baladan, die zich daar van 722 tot 710 wist te handhaven en van Elam krachtigen steun ontving. Maar ten slotte moest hij toch wijken voor Sargon, die in zijn laatste levensjaren de feitelijke heerscher van Babel was, ofschoon hij den titel „koning van Babel” niet voerde. De Noordelijke vijand, Ararat, werd door Sargon zoo verzwakt, dat hij voorloopig niet meêtelde. In het Zuid-Westen plukte Sargon de vruchten van Salmanassars actie tegen het rijk Israël, door de Assyriërs „het land Omri” geheeten. „Ik plunderde (zoo zegt hij) Samaria en het gansche land Omri.” En ook: „27290 menschen, die daar woonden, heb ik in ballingschap weggevoerd.” (Zie 2 Kon. 17:6 en 18 : 11.) Tyrus, waartegen Salmanassar eveneens had gestreden (althans volgens Flavius Josephus), werd wel niet zoo afdoende bedwongen als Samaria, maar dan toch gepacificeerd. Krachtigen tegenstand ondervond Sargon van de Filistijnen, die eerst onder leiding van Gaza en later van Asdod stonden.
Op Sargons expeditie tegen Asdod in 711 heeft Jesaja 20 : 1 betrekking. De tartan of turtan, d. w. z. de opperbevelhebber van het Assyrische leger, door Sargon naar het Filistijnenland gezonden, nam Asdod stormenderhand in. Hij veroverde ook Asdudimmu, de havenstad van Asdod, en Gath. De hoop van hen, die op Egypte en Ethiopië steunden, werd weer beschaamd. Dit gold ook voor Juda (zie Jes. 20: 2—6).
Toen Sargon in 705 stierf, stond Assyrië op het toppunt zijner macht. Het oefende onbetwiste heerschappij, van de Middellandsche Zee tot de landen Oostelijk van den Tigris, van de Arabische steppen tot het Taurusgebergte. En bovenal, Babylonië was in het onbestreden bezit van den Assyrischen heerscher. Nooit, zoomin vroeger als later,is aan een Assyrisch koning bij zijn troonsbestijging een zoodanige machtsvolheid in den schoot gevallen, als aan den zoon en opvolger van Sargon, — Sanherib, — die in het genoemde jaar 705, omstreeks de eerste dagen van Augustus, den troon zijns vaders beklom.