Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Ananïas

betekenis & definitie

I. Een rijk discipel te Jeruzalem, die het voorbeeld van Barnabas (Hand. 4 : 36), wilde navolgen en weldadig schijnen, terwijl hij te zeer aan zijn goederen verkleefd was, om het van harte te wezen.

Hij bracht, met medeweten van zijn vrouw Saffira, van een verkochten akker een gedeelte van den verkoopprijs als ware het de geheele opbrengst, met onbeschaamde huichelarij aan de apostelen, om het onder de behoeftige gemeenteleden te verdeelen. Dewijl hij door deze onbedachte leugen den Heiligen Geest, waarvan de apostelen vervuld waren, bedroefde en God verzocht, kwam het oordeel Gods over Ananias.

Op de bestraffende woorden van Petrus viel hij plotseling dood neder, welk lot ook Saffira óverkwam (Hand. 5 : 1—5). Zoo gaf de Heere Zelf bij dit eerste geval van gierigheid en huichelarij te midden der gemeente het eerste voorbeeld van kerkelijke tucht.II. Een godvreezend discipel te Damascus, erkend als een ijverig vereerder der wet, die door een verschijning des Heeren ontboden, in de gehoorzaamheid des geloofs, zijn natuurlijke vreesachtigheid overwon en tot den gevreesden Saulus ging, hem de handen oplegde, hem als broeder toesprak en hem uitnoodigde zich te laten doopen, om terstond in den naam van Jezus en op Goddelijk bevel als zijn getuige onder alle menschen op te treden (Hand. 9 :10— 19; 22 : 12—16).

III. Een hoogepriester uit de secte der Sadduceën (Hand. 5 : 17), die bij een onderzoek voor den hoogen raad, Paulus wegens de betuiging zijner onschuld op den mond liet slaan, weshalve de apostel hem als een schijnheiligen, onrechtvaardigen rechter, Gods straf aankondigde (Hand. 23:1—5), hoewel terecht, maar wat al te heethoofdig. De verontschuldiging erkent een overijling, maar geeft tevens te kennen, dat hij zich niet als hoogepriester had gedragen. Zoo nam hij ook partijdig en hartstochtelijk deel aan het plan om Paulus te dooden (23 : 14), en tevens aan de nieuwe aanklachten, voor Festus tegen hem ingébracht door de Joden (24 : 1—9). Zijn einde was hetzelfde, dat hij Paulus had willen bereiden. Hij werd, als oproermaker, door den landvoogd Quadratus in ketenen naar Rome gezonden en op voorspraak van Agrippa werd de zaak der Joden gunstig beoordeeld.

Hij bekleedde daarna nog tot 59 na Chr. zijn ambt. Toen werd hij opgevolgd door Ismaël, zoon van Phabi. Toen in 66 na Chr. weder een Joodsche oorlog begon, werd hij door het volk, dat hem voor een vriend der Romeinen hield, vermoord. In het laatst zijns levens, nadat hij zijn ambt neergelegd had, heerschte hij in Jeruzalem als een despoot.

< >