Definities van Nederduitsche spreekwoorden in de Ensie K
- Kakel gy, de hennen leggen de eyeren
- Kalk en steen metzelt wel
- Kan hy met de leeuwenhuid zyn oogmerk niet bereiken, hy doet het vossenvel aan
- Karel, houd de lantaarn, ik moet eens hoeften
- Kei is koning
- Kinderen die willen, slaat men op de billen
- Klaas vaak komt in de schoorsteen gereden
- Klagers hebben geen vrienden
- Kleine keteltjes hebben ooren
- Kleine kinderen goede kinderen: wel hem die’er geen heeft
- Kleine kinderen hoofdzweer, groote kinderen hertzweer
- Kleine vogeltjes maken kleine nestjes
- Klopt wat lang aan dat klooster, daar zullen meer moniken uit hunne geilen kruipen
- Koetertje koet
- Kom ik van dage niet, zo kom ik morgen
- Komen ze, zo komen ze niet, maar komen ze niet, zo komen ze
- Komt de duivel in de kerk, dan wil hy op ’t hoog altaar zitten
- Konde hy hem met een lepel waters verdrinken, hy zou’er geen emer vol toe halen
- Kont gy sterven, gy kont vergeten worden
- Kook my een papje als ik dood ben
- Koperen geld, koperen zielmis
- Kort afzeggen is vriendschap doen
- Korte metten maken
- Korte rekening maakt lange vriendschap
- Kosters koe weid op ’t kerkhof
- Koussen die ’t water keeren, zyn zo goed als leerzen
- Kraakende wagens gaan langst
- Kreupel wil voordanssen
- Kruis, of munt?
- Kuipen