Er bestaan ongeveer honderd ravensoorten. Bijgelovige mensen echter hebben in eerste instantie slechts belangstelling voor de circa zestig tot zeventig centimeter grote Corvus corax, die sinds 1927 in Nederland niet meer in het wild voorkomt.
Dat deze door sommigen ‘zwart gespuis’ genoemde vogels niet erg geliefd zijn, blijkt uit een uitdrukking als ‘stelen als de raven’. Anderzijds staat de raaf bekend als een zeer vindingrijk dier. In Brehm’s Tierleben uit 1866 worden de tweeslachtige eigenschappen van de zwart gevederde vogel belicht:
‘De rol die de vos onder de zoogdieren speelt is bij de vogels voor de raaf weggelegd. Deze vogel is namelijk behoorlijk listig, voorzichtig en heeft ook nog eens een voortreffelijk uithoudingsvermogen (...) Men leert toe te geven dat de raaf een der slimste van alle vogels is (...) Hij laat zich africhten als een hond, en laat zich zelfs op dieren en mensen afsturen. Hij haalt de meest dwaze streken uit, bedenkt steeds weer iets nieuws, waardoor zijn wijsheid toeneemt (...) De bezitter moet rekening houden met de meest uiteenlopende fratsen. Dit is tevens de reden waarom de raaf niet ieders vriend is.’
Tot vandaag aan toe vinden er over de feitelijke of vermeende gedragingen van de raaf, die overigens tot de zangvogels hoort, hevige debatten plaats tussen ornithologen en natuurbeschermers aan de ene en jagers en grondbezitters aan de andere kant. Beweerd wordt dat raven schaapherders aanvallen en bij lammeren de ogen uitpikken, maar gedragswetenschappers verwijzen dergelijke berichten naar het rijk der fabelen.
Ravenverhalen kennen we reeds uit de oertijd. Noach vervloekte de raaf aan boord van zijn ark, omdat deze hem niet informeerde over het einde van de zondvloed. De godin Athene had genoeg van het ravengeroddel, en koos een uil in plaats van een raaf als metgezellin. Twee raven, Hugin en Munin (gedachte en herinnering) genaamd, speelden een belangrijke rol als correspondenten in het Germaanse wereldtheater. Als begeleiders van de god Odin informeerden ze hem over alles wat er veraf of dichtbij aan belangrijks gebeurde. Als de Vikingen het ruime sop kozen, dan waren er - als landzoekers - altijd raven aan boord. Zo schijnt Groenland door een raaf ontdekt te zijn.
Vertellers en dichters houden van de raaf. Hij duikt als drager van de handeling of als metafoor in vele sprookjes en fabels op, en steekt eveneens de kop op in werken van Shakespeare, Cervantes, Lessing, Goethe, Balzac, Heine, Dickens, Poe en Joyce. In Hans Huckebein van Wilhelm Busch laat hij, dronken van likeur, het volledige huishouden in het honderd lopen, voordat hij zichzelf wurgt: ‘“Zijn slechte daden deed hij met plezier, / Daarom,” spreekt de tante, “hangt hij hier!’”
Geen wonder dat zulk een kleurrijke vogel door alle tijden heen bij bijgelovige interpretaties en verklaringen betrokken werd. Voor de Germanen gold hij eerst als een symbool van wijsheid en als een toekomstvoorspellend dier, maar later beschouwde men hem vanwege zijn gekras als een ongeluksvogel, de verkondiger van ziekte, oorlog en dood, een dier van het slagveld, heulend met heksen en duivels. Als in Ijsland een raaf opgewonden over het dak hupt, gelooft men dat er zich mensen in nood op zee bevinden. Volgens Karl Knortz (Folkloristische
Streifzüge) betekent ‘één raaf mee naar zee geluk, twee storm, en drie de dood’. In een legende wordt beschreven dat raven in de hof van Eden een veelkleurig verenkleed hadden, maar na de zondeval van Adam en Eva vraten ze kadavers en verfden zich zwart: ‘Pas aan het einde der tijden, in het nieuwe paradijs, zal hun vroegere schoonheid worden hersteld, en verandert hun gekras in zoetgevooisde muziek waarmee de schepper geprezen wordt.’