Joz. 15 : 31, gelegen in de Negeb of het Zuiderland; toegewezen aan Simeon, Joz. 19 : 5; 1 Kron. 4 : 30; behoorde later aan Achis de koning van Gath, die de stad aan David ter woonstede gaf, 1 Sam. 27 : 1—6; door de Amalekieten verbrand tijdens Davids afwezigheid, 1 Sam. 29 en 30; de plaats waar David de tijding vernam van de dood van Saul, 2 Sam. 1 : 1. Men heeft Z. aangewezen in
Chirbet Zuheiliqa (een Byzantijns-Arabische ruïne 18 km ten O. van Gaza) en in Bir Asludsj (waar eveneens oudere cultuurresten ontbreken), maar men gelooft het op het voetspoor van Alt te moeten zoeken in Tell el-Khuweilfé 16 km ten 0. van de Tell esj-Sjeria; daar vindt men, dat deze nederzetting reeds bestond in de ijzertijd.