De oudste verzameling gewijde lofzangen is het Boek der Psalmen. De Bijbel vermeldt nog andere godsdienstige zangen: het lied van Mozes, Ex. 15 : 1—19; Deut. 32 : 1—43, van Debora, Richt. 5; van Hanna, 1 Sam. 2 : 1—10, Maria, Luc. 1 : 46—55, en Zacharias, Luc. 1 : 68—79.
O. a. uit 2 Kron. 29 : 27 v. blijkt, dat de Hebr. psalmen dikwijls met begeleiding gezongen werden.Het N.T. kent 3 woorden voor het christelijk lied: psalm, lofzang en geestelijk lied, Eph. 5 : 19; Col. 3 : 16. De door Christus en Zijn discipelen in de Paasnacht gezongen lofzang was het Hallel (Ps. 113—118), dat de Joden bij de viering van het Pascha zongen.
Eph. 5 : 14; 1 Tim. 3 : 16 bewaren fragmenten van oudchristelijke h., herkenbaar aan het metrum van de Griekse tekst. Uit Hand. 16 : 25; 1 Cor. 14 : 26, Eph. 5 : 19 en Col. 3 : 16 blijkt, dat het zingen van h. onder de eerste christenen gebruikelijk was, hetgeen ook door de Lat. schrijver Plinius bevestigd wordt (Epist. 10, 96).
