(Allium Porrum). In haar twee vormen, zomer- en winterprei, is deze plant een cultuurras van de in het Middell.-Zeegebied en in het Z. van de Kaukasus zeer algemene Allium Ampeloprasum, de Wilde Ui, die mooier van bloei is dan de gekweekte vorm.
Deze cultuurvorm leerde Israël in Egypte kennen (Num. 11 : 5, St.Vert. „look”), waar ze als salade en als groente gegeten werd. De cultuur werd in Palestina voortgezet en naar Egyptisch voorbeeld werd de p. dicht opeen gezaaid en als „snijprei” (Hebr. chătzīr) afgesneden voor toekruid. Ook werden de jonge plantjes uitgeplant en de verdikte stengelstukken fijn gemaakt en bij visgerechten gebruikt.