(Asio otus). Dit is eigenlijk een oehoe in het klein, alleen zijn de oorpluimpjes langer, evenals zijn vleugels.
Zijn kleur is lichter. Hij is een bewoner van de beboste gedeelten van Galilea, waar men ze overdag soms in rijen naast elkaar kan zien zitten op een dikke tak. Hun grijze „uileballen”, vnl. samengesteld uit haar en skeletdelen van muizen, verraden hun aanwezigheid.Van 64° N.B. af over geheel Europa verbreid. In Azië van de Noordrand van de woudgordel af over geheel Midden-Azië. Naar het Z. wordt hij zeldzamer, terwijl hij in N.-Afrika waarschijnlijk alleen op de trek voorkomt. Op grond van allerlei overwegingen kan aangenomen worden, dat met tăchmăs (Lev. 11 : 16; Deut. 14 : 15, St.Vert. „nachtuil”) deze vogel bedoeld wordt, die ook genoemd wordt als bewoner van het verwoeste Edom, Jes. 34 :11.