Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

HEIDE

betekenis & definitie

Jer. 17 : 6 komt het woord ᶜărᶜār voor (in afwijkende vorm ook Jer. 48 : 6), dat in beide plaatsen door de St.Vert. wordt weergegeven met „heide”. Uit 17 : 6 is af te leiden, dat gedacht moet worden aan een plant, die in een zouthoudende steppe groeit.

Op grond van vergelijking met andere talen schijnt wel een plant bedoeld te zijn met schubvormige bladeren, die door was of zoutkristallen bedekt zijn. Men heeft vertalingen gegeven als „tamarisk”, „gagel” en met iets meer grond „jeneverbes”, maar zekerheid is er niet. LXX heeft Jer. 48 : 6 ᶜărōd gelezen en dus vertaald „wilde ezel” (koelan), wat wel zin geeft.

< >