de eerste legerplaats in Kanaän, dicht bij de O.lijke grens van het gebied van Jericho, Joz. 4 : 19. Het moet dus een plaats of plek wezen, tussen de Jordaan en Jericho.
Indertijd heeft Zschokke hier een heuvel gevonden, die volgens hem Tell Dsjeldsjoel heette. Evenwel is deze naam niet betrouwbaar, omdat deze geleerde aan zijn Arabische gids ’t woord G. had genoemd. De heuvel heet in werkelijkheid En-netele. Volgens Dalman is het G. van Jozua te zoeken bij En-el-garabe, ongeveer 4 km van de Jordaan en even ver van Jericho. Er is echter ook daar niets te vinden van een steenkring (de naam kan betekenen kring van stenen, cromlech, maar zeker is het niet). Dit G. wordt zeker bedoeld Micha 6 : 5; Joz. 5 : 10; 9 : 6; 10 : 6; 14 : 6; Richt. 2 : 1; 2 Sam. 19 : 15. Misschien is Chirbet el Mefdsjir = Gilgal.Nu wordt Deut. 11 : 30 gesproken van G. bij de eikenbossen van Moré. Sellin heeft dit G. gezocht bij Sichem, dicht bij Balata en de Jakobsput. Dit G. is volgens hem bedoeld in 1 Sam. 11 : 15; 2 Kon. 2 : 1; Hos. 9 : 15; Am. 4 : 4. Ook de Samaritanen van thans zoeken het G. van Deut. 11 : 30 in de vlakte van Askar (= Sichar). Sellins opvatting heeft echter niet aller instemming gevonden. Intussen is er ook nog wel sprake van andere G. Zo neemt men aan, dat het G. van Joz. 12 : 23 Dsjildschulije is ten N. van Rās el-Ain (Antipatris).
