Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

BETHSAN

betekenis & definitie

of Bethsean, stad in Manasse, Joz. 17 : 11, maar niet veroverd, Richt. 1 : 27. Bij de dood van Saul behoorde het aan de Filistijnen, 1 Sam. 31 : 10.

In Salomo’s tijd behoorde het aan Israël, 1 Kon. 4 : 12. Later heet de stad Scythopolis, 2 Macc. 12 : 29, 30; Flavius Josephus zegt, dat B. door de Grieken Scythopolis werd genoemd. Men tracht deze naamsverandering te verklaren door een invasie der Scythen, uit de tijd van koning Josia, waarover Herodotus bericht. Evenwel valt de tijd, dat een Griekse naam voor een stad in Palestina kon ontstaan, eeuwen ná deze tijd; daarom is het niet waarschijnlijk, dat de naam daarin haar verklaring vindt. Als Scythopolis was het een van de steden van de Decapolis, de enige die ten W. van de Jordaan lag. Later heeft de stad nog een bloeiperiode gehad en in de Byzantijnse tijd was er de zetel van een bisschop. De stad heeft bestaan tot in de Arabische tijd. Toen is de verlatenheid gekomen en de naam B. is in de Arabische vorm overgegaan in het tegenwoordige Beisan, een plaats aan de spoorweg Haifa-Damascus. Maar de ruïnes van het oude B. sluimerden in de puinheuvel Tell el-Hösn. Deze ruïneheuvel is afgegraven door een Amerik. expeditie, die daar vele cultuurlagen boven elkaar vond, welke een beeld gaven van de geschiedenis der stad, gedurende tientallen van eeuwen. Het blijkt, dat B. onder verschillende Farao’s tot het Egyptische rijksgebied behoorde. In de laag van Thoetmes III zijn twee tempels gevonden, waarvan één gewijd aan de plaatselijke godheid Mekal, de Baäl van B.; op de stele van Mekal is een gebed ingegrift. Buitendien is hierin gevonden het prachtige leeuwenreliëf. In het niveau van Sei I (1313—1292) is een toren of burcht of fort; bovendien is er ook van hem een stele, waarin een vermelding over de „Apiroe”, misschien bedoelende, dat deze B. wilden veroveren. De vraag is nu, zijn deze Apiroe de Hcbreën? (voor zeker aangenomen door J. de Koning, Studiën over de El-Amarnabrieven en het O.T., bl. 275). Uit de laag van Ramses II zijn bekend geworden twee tempels, die blijkens de opgravingen tot in de koningstijd van Israël gebruikt werden. In één der tempels werd een stele opgericht voor Astarte, die hier wordt genoemd „Antit, heerseres van de hemel en leidster van alle goden". Dan is dit de tempel, waar volgens 1 Sam. 31 : 10 de Filistijnen de wapens van Saul ophingen; de andere tempel is volgens de opgravers het huis van Dagon, waaraan zij het hoofd van Israëls koning hechtten, 1 Kron. 10 : 10. Deze laag geeft ook een kijk op de intensiteit van de Filistijnse macht in Palestina tijdens Saul. Evenwel, op deze Filistijnse laag zijn sporen gevonden van een brand, die B. geteisterd heeft. Vermoedelijk heeft David de stad veroverd; immers onder Salomo behoort zij aan Israël, 1 Kon. 4 : 12. De ligging van B. wijst er op, dat het de sleutel was tot Samaria.

< >