„vishuis”, Joh. 1 : 44; 12 : 21. Er was een B. aan de N.zijde van het Meer Gennésareth, dat door Herodes Philippus tot stad was verheven onder de naam Julia.
Dit B.-Julia was een dubbele plaats: de stad Julia waar nu Et Tell is, en het vissersdorp B., waar nu El Aradsj ligt, 1 km ten O. van de mond van de Jordaan in de zee van Galilea. In de nabijheid van dit B.-Julia had de spijziging der vijfduizend plaats, Luc. 9 ; 10 v.; daar werd ook de blinde genezen, Marc. 8 : 22—26. Nu lezen wij Marc. 6 : 45: En terstond dwong Hij Zijn discipelen in het schip te gaan en Hem vooruit te varen naar de overkant, naar B., terwijl vs 53 zegt, dat zij kwamen te Gennésareth — dat is dus aan de W.zijde. Op grond daarvan hebben velen aangenomen, dat er ook een B. aan de W.lijke oever was (b.v. A. Reland, Palestina opgeheldert 70—72; A. Edersheim, The Life and Times of Jesus). Dit B., de stad van Andreas, Philippus en Petrus (Joh. 1 : 44) zoekt men dan in Chirbet el-minje (9 km ten N. van Tiberias, 3 km WZW. van Tell Hoem = Kapernaum). — Maar wanneer Jezus Zijn discipelen dwingt naar de andere zijde te varen, dan betekent dit nog geen overvaren naar de W.kant, want Josephus spreekt b.v. van „overvaren van Tiberias naar Tarichea”, ofschoon deze steden aan dezelfde zijde lagen. Weliswaar meldt Johannes van B. in Galilea, Joh. 12 : 21, maar dit behoeft nog niet te betekenen, dat daarom deze stad ten W. van de Jordaan lag; want er lag nog een deel van die provincie aan de overzijde van de rivier.