Wat is de betekenis van schema?

(<Gr.), o. (-’s, schemata), 1. getekende voorstelling, die een vereenvoudigd of generaliserend beeld geeft van een inrichting, samenstelling of werking: het schema van een electrische installatie, van de werking van een zenuw; 2. geheel van hoofdpunten of alg. begrippen met behulp waarvan men verschijnselen, gebeurtenissen of hande...

Geheel van inzichten, regels en procedures waarmee informatie visueel wordt geconstrueerd en gepresenteerd.

schema - zelfstandig naamwoord uitspraak: sche-ma 1. tekening die op simpele manier aangeeft hoe iets werkt ♢ je snapt het pas als je het schema van dit apparaat bekeken hebt 2. overzicht van wat er gedaan moet worden...

een mentaal raamwerk om betekenis te geven aan een gewaarwording.

Een samenhangende presentatie van een onderwerp uit de hedendaagse of historische werkelijkheid.

Een schema is: 1) (beeldend): ook cliché (1), een vereenvoudige voorstelling (1); 2) (beeldend): de voorlopige aanduiding van een uit te voeren ontwerp of idee; 3) (muziek): opeenvolging van akkoorden in de lichte muziek waarop geïmproviseerd (zie improviseren (4)) wordt.

[MLat., van Gr. schéma, schèmatos = (lichaams)houding, gedaante, van echein = (schoo) = houden, zijn] vereenvoudigde voorstelling; ontwerp, schets.

Illustratie waarin je op eenvoudige wijze de relatie tussen begrippen of gebeurtenissen kunt weergeven.

Kennisstructuur van een hogere orde in het geheugen van een individu die is samengesteld uit netwerken van associaties rond een object, persoon, idee, organisatie, product, merk of situatie.