prol, prool, proleet
(1897) (scheldw.) onbeschaafd persoon; iemand met grof gedrag. Een afleiding van proletariër, dat van het Latijnse 'proletarius' komt: oorspronkelijk bij de Romeinen een bezitloze; iemand die alleen goed genoeg was om recruten te produceren. Onder studenten hoor je wel eens het scheldwoord 'vuile zaadproleet'. Van Nierop (Nieuwe Woorden, deel...