Parallel
(<Fr.<Lat.-Gr.), I. bn. bw., 1. evenwijdig, gelijk: die twee wegen, lijnen lopen parallel; parallelle vlakken. 2. overeenkomende, vergelijkbaar: een parallel geval; in vele uitgaven van de bijbel zijn de parallelle plaatsen aan de kant opgegeven; — parallelle standaard, dubbele standaard, waarbij geen...