Wat is de betekenis van papperlapap?

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Papperlapap

I. tw., gebezigd om iem. te doen zwijgen of te laten merken dat hij iets zegt dat men ongepast of onjuist acht: papperlapap! daarover mogen kindertjes nog niet meepraten. II. zn. m., onzin, gezanik: ik geef om al die papperlapap geen zier.

2025-07-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

papperlapap

(19e eeuw) uitroep om aan te geven dat wat de andere zegt ongepast of onjuist is. Eveneens in het Duits. • Papperlapap! ich was in 't jeheel niet boos. (Justus van Maurik: Uit één pen. Novellen en schetsen. 1886) • Papperlapap! 'n benefiz - so'n praatje kennen wir; das heb jelui komödianten-volk immer bij der hand; wan...

2025-07-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

papperlapap

tw. (uitroep van niet-instemming, om iem. te doen zwijgen, te laten merken, dat hij iets zegt, dat onjuist is enz.).

2025-07-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

papperlapap

(pappərla'pap) [schertsende vervorming van pap] 1. tw. om iemand te beduiden te zwijgen of dat iets onjuist is : — ! daarover mogen kindertjes nog niet meepraten. 2. o. gezanik, onzin ; dat is allemaal -.

2025-07-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

papperlapap

tw., gebruikt om iemand te doen zwijgen of te laten merken dat hij iets zegt dat men ongepast of onjuist acht.

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Papperlapap

Papperlapap tw. malligheid, onzin, gekheid; ook als z.n. gebezigd : ik geef om al die papperlapap geen zier.