Wat is de betekenis van PAASPLICHT?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paasplicht

m., (R.-K.) datgene waartoe men met Pasen verplicht is, nl. gedurende de Paastijd communiceren.

2025-07-17
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

PAASPLICHT

is de verplichting om gedurende de Paastijd de H. Communie te ontvangen. Zij sluit op zich niet de verplichting in om te biechten.

2025-07-17
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Paasplicht

de verplichting van alle katholieken, die tot de jaren van verstand gekomen zijn, om gedurende de Paastijd, zoals die in het kerkelijk recht is vastgesteld (eventueel verlengd door de bisschop), de H. Communie te ontvangen. De biecht is slechts voorgeschreven, in zoverre deze vereist wordt om waardig te communiceren.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Paasplicht

m. -en (verplichting voor de R.-K. om met Pasen te biechten en ten hoogtijd te gaan); Paastijd m. (veertien dagen of drie weken omtrent Pasen, waarin een R.-K. aan zijn Paasplicht kan voldoen); Paasvacantie v. -s, -vacantiën (schoolvakantie omstreeks Pasen); Paasvuur o. -vuren (groot veldvuur, dat men op een der Paasdagen ontsteekt);...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paasplicht

('pa:s) m. en v. Kat. plicht om gedurende de paastijd te kommuniceren : zijn vervullen.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

paasplicht

v./m., (Rooms-Katholieke Kerk) datgene waartoe een lid met Pasen verplicht is, nl. gedurende de paastijd (eventueel biechten en) communiceren.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten