Paander
(<Fr. panier), v. (-s), 1. ronde of ovale mand, aan de arm of op het hoofd gedragen, inz. voor het vervoer van eetwaren enz. naar of van de markt; (Zuidn.) een paander dragen, hebben, met een paander komen, gezegd van iem. die wat aanbrengt om een plasdankje te verdienen; 2. (Zuidn.) kraamgeschenk; 3. (bouwk.) paanderboog. PAANDE...