Omlaag
bw., 1. van plaats: op een zeker punt of binnen zekere ruimte in de laagte: wilde struiken hingen omlaag, omhoog, langs ’t enge kronkelpad (Staring); — naar omlaag, naar de laagte, naar beneden; — van omlaag, van uit de laagte, van beneden; — (zeew.) op zeker punt of binnen zekere ruimte onder het dek va...